H1 Introductie Flashcards

1
Q

Statistiek

A

Een set willekeurige procedures voor het organiseren, samenvatten en interpreteren van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Populatie

A

Een set van alle individuen waar je in bent geïnterreseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sample (steekproef)

A

Een set van individuen uit de populatie die de populatie representeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Variabele

A

Karakter of conditie die veranderd of andere waarde heeft voor verschillende individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Data

A

Metingen en observaties
- datum = enkele meting/ observatie (score of raw score)
- dataset = set van meerdere metingen en observaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Parameter

A

Waarde, meestal numeriek, die een populatie beschrijft. Worden afgeleid van metingen van de individuen uit de populatie
- Voor een steekproef is statistiek?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijvende statistiek

A

Statistiek die data samenvat, organiseerd en vereenvoudigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inferentiële statistiek

A

Bestaat uit technieken die ons toestaan steekproeven te bestuderen en een generalisatie over de populatie te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sampling error

A

Fout tussen de steekproefstatistiek en de bijbehorende populatiewaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Correlationele methode

A

2 verschillende variabele zijn geobserveerd om te bepalen of er een relatie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Experimentele methode

A

1 variabele wordt gemanipuleerd, terwijl de andere wordt geobserveerd en gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onafhankelijke variabele

A

Variabele die wordt gemanipuleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Afhankelijke variabele

A

Variabele die wordt gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Controle conditie

A

Groep die geen/ placebo experiment ondergaat ter controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Experimentele conditie

A

Groep die het experiment ondergaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Quasi-onafhankelijke variabele

A

Onafhankelijke variabele in een niet experimenteel onderzoek

17
Q

Construct

A

Interne attributen of kenmerken die niet direct waarneembaar zijn, maar nuttig zijn in het beschrijven en verklaren van gedrag

18
Q

Operationele definitie

A

Een meetproceduren voor het meten van extern gedrag en gebruikt de resulterende meting als een definitie en een meting van een hypothetisch construct
- reeks operations om construct te meten
- beschrijft construct in termen van de resultaten

19
Q

Discrete variabele

A

Aparte categorien, er zitten geen waarde tussen de categorien

20
Q

Continue variabele

A

Oneindige opties tussen 2 waarden

21
Q

Echte waarde

A

Geven de limieten aan van continue variabele

22
Q

Bovenste limiet

A

Helft van de volgende decimaal van het hoogste limiet

23
Q

Onderste limiet

A

Helft van de volgende decimaal van het laagste limiet

24
Q

Nominale schaal

A

Reeks categorien die verschillende namen hebben, metingen op een nominle schaal labelen en waarnemingen categoriseren maar doen er geen kwantitief onderscheid tussen waarnemingen

25
Ordinale schaal
Reeks categorien die geordend zijn op volgorde, metingen op een ordinale schaal rangschikken en waarnemingen in termen van grootte
26
Interval schaal
Geordende categorien die allemaal intervallen zijn van precies dezelfde maat. Gelijke verschillen tussen getallen op de schaal weerspiegelen gelijke verschillen in grootte, willekeurige 0-waarde
27
Ratio schaal
Geordende categorien die allemaal intervallen zijn van precies dezelfde maat. Gelijke verschillen tussen getallen op de schaal weerspiegelen gelijke verschillen in grootte, absolute 0-waarde
28
Volgorde van wiskundige sommen
1. Bereken tussen haakjes 2. Kwadrateren 3. Vermenigvuldigen en delen 4. Optellen met som notatie 5. Overige optellingen en aftrekkingen