h1 leren Flashcards

(44 cards)

1
Q

actief kiesrecht

A

recht om tijdens de verkiezing je stem uit te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

algemeen kiesrecht

A

recht van alle burgers (vanaf een bepaalde leeftijd) om bij verkiezingen te mogen stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

censuskiesrecht

A

alleen mensen die een bepaald aantal belasting betalen mogen stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

coalitie

A

politieke partijen die samen de regering vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

communisme

A

politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil opheffen door revolutie van arbeiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

confessionelen

A

mensen of groepen mensen die hun ideeen over politiek, onderwijs enzo baseren op hun godsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

constitutionele monarchie

A

koninkrijk met een grondwet (constitutie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

districtenstelsel

A

kiessysteem waarbij je alleen kunt stemmen op iemand uit je eigen district

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

emancipatie

A

strijd voor het krijgen van dezelfde rechten als alle andere groepen in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

evenredige vertegenwoordiging

A

kiessysteem met 1 landige kandidatenlijst, wie een bepaald aantal stemmen krijgt word volksvertegenwoordiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

feminisme

A

streven voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

grondwet

A

belangrijkste wet van een land waarin staat hoe het land word bestuurd en wat de rechten zijn van de inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

industrialisatie

A

overgang van het maken van producten met de hand naar het maken van producten met machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

industrialisatie

A

overgang van het maken van producten met de hand naar het maken van producten met machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kiesrecht

A

recht om bij verkiezing je stem uit te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

klassieke grondrechten

A

vrijheidsrechten die burgers beschermen tegen de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

liberalen

A

politieke groep die vind dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben, de overheid moet zich daarom weinig met de samenleving en economie bemoeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ministeriele verantwoordelijkheid

A

de minister zijn verantwoordelijk voor de politieke daden en politieke uitspraken van de koning

19
Q

monarchie

A

land met koning of keizer als staatshoofd

20
Q

oppositie

A

politieke partijen die niet tot de regeringspartijen behoren

21
Q

parlement

A

eerste en tweede kamer, samen ook de staten-generaal genoemd

22
Q

parlementaire democratie

A

democratie waarin burgers via gekozen volksvertegenwoordigers invloed hebben op het bestuur

23
Q

passief kiesrecht

A

recht om tijdens de verkiezingen gekozen te worden

24
Q

regering

A

de koning en ministers, de ministers hebben de uitvoerende macht

25
republiek
land zonder koning, in een republiek is vaak de president het staatshoofd
26
sociaaldemocratie
politieke stroming die het veschil tussen arm en rijk wil opheffen door sociale wetten
27
socialisme
verzamelnaam voor het streven van communisten en sociaaldemocraten naar een samenleving van gelijkheid
28
vakbond
organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers
29
verzuiling
verdeling van de samenleving in groepen die vrijwel langs elkaar leven, een zuil is gebaseerd op je godsdienst
30
sociale wet
wet waarmee de overheid het leven van mensen probeert te verbeteren
31
wilhemina drucker
ze was feministe, ze richtte de VVV en de VvVK op
32
aletta jacobs
de eerste vrouwelijke huisarts in nl, ze zette zich in vor de emancipatie van de vrouwa
33
abraham kuyber
een protestants tweede kamerlid, richtte de APR op, in 1901 werd hij minister-president
34
herman scheapman
hij zette zich als ttweede kamerkid in voor de emancipatie van de katholieken
35
johan thorbecke
hij was liberaal parlementarier en later minister, hij schreef de grondwetsherziening van 1848
36
pieter jelles troelstra
hij was socialist, richtte de SDAP op en zat 20 jaar in de tweede kamer
37
willem II
willem II was van 1840 tot 1849 koning der nederlanden, hij liet thorbecke de grondwet wijzigen waardoor nl parlementaire demcratie werd
38
1848
onrust in eu, revoluties in verschillende landen
39
1848
grondwet thorbecke
40
1866-1867
luxemburgse kwestie
41
1887
caoutchouc-artikel
42
1917
pacificatie 1917: einde schoolstrijd en invoering algemeen kiesrecht voor mannen en passief voor vrouwen, kiesstelsel volgens eveneredige vertegenwoordigers
43
1919
algemeen kiesrecht voor vrouwen
44
1922
eerste verkiezing waaraan mannen en vrouwen mee mogen deelnemen