H1 Theme Words Flashcards
(63 cards)
1
Q
Kinderachtig
A
Childish
2
Q
(On)eerbiedig
A
(Dis)respectful
3
Q
Serieus
A
Earnest
4
Q
(In)tolerant
A
(In)tolerant
5
Q
Veroordelend
A
Judgmental
6
Q
Ruimdenkend
A
Open-minded
7
Q
Aanhoudend
A
Persistent
8
Q
Beleefd
A
Polite
9
Q
Verstandig
A
Sensible
10
Q
Gevoelig
A
Sensitive
11
Q
Oprecht
A
Sincere
12
Q
Koppig
A
Stubborn
13
Q
Oppervlakkig
A
Superficial
14
Q
Attent, bedachtzaam
A
Thoughtful
15
Q
(On)geïnteresseerd
A
(Un)interested
16
Q
Kennis
A
Acquaintance
17
Q
Erbij horen
A
To blend in
18
Q
Het uit maken
A
To break up
19
Q
Collega
A
Colleague
20
Q
Kameraad
A
Companion
21
Q
Gemeen hebben
A
To have in common
22
Q
Elkaar helpen
A
To help each other out
23
Q
(In)formeel
A
(In)formal
24
Q
Contact verliezen met
A
To lose touch with
25
Trouw
Loyal
26
Gemeenschappelijke vriend
Mutual friend
27
Buitenbeentje
Outcast
28
Leeftijdsgenoot
Peer
29
Delen met
To share with
30
Tijd doorbrengen met
To spend time with
31
Vertrouwen
Trust
32
Eigenlijk
Actually
33
Hoe dan ook
Anyway
34
Blijkbaar
Apparently
35
Meen je dat?
Are you serious?
36
Zoals ik zei
As I was saying
37
Trouwens
By the way
38
Raad eens?
Guess what?
39
Ik vroeg me af
I was wondering
40
Als je het mij vraagt
If you ask me
41
In feite
In fact
42
Echt niet!
No way!
43
Over … gesproken
Speaking of …
44
Dat herinnert me eraan
That reminds me
45
Om eerlijk te zijn
To be honest
46
Weet je wat?
You know what?
47
Je maakt een grapje!
You’re kidding!
48
Absoluut
Absolutely
49
Argumenteren
To argue
50
Het er niet mee eens zijn
To beg to differ
51
Twijfelen
To doubt
52
Precies
Exactly
53
Zeker weten
For sure
54
Goed punt
Good point
55
Dat lig eraan
It depends
56
Ik ook niet
Me neither
57
Niet per se
Not necessarily
58
Bezwaar maken tegen
To object to
59
Natuurlijk (niet)
Of course (not)
60
Integendeel
On the contrary
61
Geen sprake van
Out of the question
62
Veronderstellen
To suppose
63
Dat klopt
That’s right