H12 Voeding en vertering Flashcards

(39 cards)

1
Q

Wat zijn enzymen?

A

Zijn eiwitten die reacties in cellen versenellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een enzymactiviteit?

A

De snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een optimumkromme?

A

Een diagram waarin het verband tussen de temperatuur en enzymactiviteit wordt aangegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is zuurgraad (pH) ?

A

Maat voor hoe zuur een stof is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Door wat ontstaat een voedselvergiftiging en voedselinfectie ?

A

Door bacteriën en schimmels in je eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is conserveren?

A

Worden de omstandigheden voor bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Manieren van conserveren

A
  • koel bewaren
  • pasteuriseren
  • steriliseren
  • drogen
  • luchtdicht verpakken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn conserveermiddelen?

A
  • zuur (azijn)
  • suiker
  • zout
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn voedingsmiddelen?

A

Zijn producten die je eet en drinkt (Ze kunnen plantaardig of dierlijk zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn voedingsstoffen?

A

Bestanddelen die door het lichaam worden gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar zijn bouwstoffen voor nodig?

A

Nodig voor de bouw van cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Brandstoffen

A

Bevatten energie
- eiwitten
- koolhydraten
- vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Reservestoffen

A

Te veel vetten en koolhydraten worden reservestoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voedingsvezels

A

Plantaardige stoffen die enzymen van de mensen niet kan afbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Eiwitten

A

Zijn een brandstof en zijn geen reservestoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Koolhydraten

A

Zijn suikers en zetmeel

17
Q

Water

A

Voedingstof die wordt gebruikt als bouwstof

18
Q

Onverzadigde en verzadigde vetten

A

Onverzadigde vet: vooral in plantaardige producten (gezonde vetten)
Verzadigde vet: vooral in dierlijke producten (slechte vetten)

19
Q

Mineralen

A

Voedingsstoffen gebruikt als bouwstof en beschermende stof
Bijv. zouten en ijzer

20
Q

Vitaminen

A

Dienen als beschermende stof

22
Q

Wat is grondstofwisseling?

A

De hoeveelheid energie die je lichaam in rust verbruikt

23
Q

Verschillende soorten eetstoornissen

A
  • Anorexia nervosa
  • boulimia nervosa
  • eetbuistoornis
24
Q

Wat is vertering?

A

Afbraak van voedsel tot opneembare voedingsstoffen.

25
Verteringssappen
Die zijn nodig voor vertering
26
Wat zijn verteringsklieren?
Organen die enzymen maken voor de voedselafbraak
27
Darmperistaltiek
Spierbewegingen die voedsel door het spijsverteringskanaal voortduwen
28
Tanden, kiezen in je mondholte
Zorgen voor de eerste stappen van vertering.
29
Wat zijn speekselklieren?
Klieren die speeksel maken voor vertering
30
Speeksel
Slijm dat bestaat uit water en enzymen
31
Functie van de slokdarm?
Het voedsel verplaatsen van de keelholte naar de maag
32
Functie van de maag?
Het voedsel tijdelijk opslaan
33
34
Maagportier
Kringspier die de maag afsluit
35
Lever
Gal produceren
36
Wat is een alleseter?
Organisme dat zowel als plantaardige als dierlijke voedsel eet.
37
Knobbelkiezen
Malen voedsel fijn
38
Tanderosie
Aantasting van het gebit door zure voedingsstoffen
39