h19 Flashcards
(55 cards)
1
Q
preposterous
A
absurd, belachelijk
2
Q
whim
A
bevlieging, gril
“I don’t know why I bought it. I suppose it was just a whim.”
3
Q
to be reminiscent of
A
doen denken aan
4
Q
to anticipate
A
voorzien, verwachten
5
Q
to presume
A
vermoeden, aannemen
6
Q
assumption
A
veronderstelling
7
Q
to resolve
A
oplossen
8
Q
to tempt
A
verleiden
9
Q
to cherish
A
koesteren
10
Q
inconceivable
A
ondenkbaar
11
Q
controversial
A
omstreden, geruchtmakend
12
Q
imperative
A
noodzakelijk
13
Q
to distract
A
afleiden
14
Q
to evoke
A
oproepen
15
Q
averse to
A
afkerig van
16
Q
to resent
A
kwalijk nemen
17
Q
to glare
A
boos kijken
18
Q
to deplore
A
betreuren
19
Q
to question
A
in twijfel trekken
20
Q
to alarm
A
verontrusten
21
Q
to boast
A
opscheppen
22
Q
to deduce
A
concluderen
23
Q
superstious
A
bijgelovig
24
Q
narrow-minded
A
bekrompen, kortzichtig
25
elated
verrukt
26
to acquiesce in
instemmen met, zich neerleggen bij
27
to induce
ertoe brengen
28
dismay
verontwaardiging
29
scorn
minachting
30
fierce
woest
31
to harass
voortdurend lastigvallen
32
to slap
slaan
33
to compel
dwingen
34
to urge
dringend verzoeken
35
to flatter
vleien
36
to cope with
aankunnen
37
to grumble
mopperen
38
to embrace
omarmen
39
to endeavour
proberen
40
preoccupied
in beslag genomen (geestelijk)
41
to take for granted
vanzelfsprekend
42
to regard as
beschouwen als
43
to assume
veronderstellen
44
to comfort
troosten
45
to recommend
aanbevelen
46
to pretend
doen alsof
47
to mind
het erg vindne
48
to hesitate
aarzelen
49
to consider
overwegen (om)
50
determined
vastbesloten
51
to condemn
veroordelen, sterk afkeuren
52
rude
onbeleefd, grof
53
conscience
geweten
54
contempt
minachting
55
to persuede
overhalen