H2 Flashcards

(20 cards)

1
Q

Maatschappelijk vraagstuk:

A

Meerdere groepen met verschillende belangen; samenhangt met maatschappelijke veranderingen; verschil van mening over oorzaken en aanpak; vraagt om gemeenschappelijke oplossing, vaak door de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Actoren:

A

Groepen (mensen) en instanties die invloed proberen uit te oefenen op de oplossing van een maatschappelijk vraagstuk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Macht:

A

Het vermogen om het gedrag van andere mensen te beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarden:

A

Idealen, principes of doelen binnen een samenleving of groep over wat goed en juist is en daarom moet worden nagestreefd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Norm:

A

Een concrete gedragsregel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Belang:

A

Iets wat belangrijk wordt gevonden omdat het een voordeel oplevert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Frame:

A

De zienswijze van een actor op het betreffende maatschappelijke vraagstuk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rechtsstaat:

A

Staat waarin machten gescheiden zijn, het legaliteitsbeginsel geldt, onafhankelijke rechtspraak bestaat en grondrechten burgers beschermen tegen willekeurig overheidsoptreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Communicatieproces:

A

Er is sprake van een zender die via een medium een boodschap naar een ontvanger stuurt; ruis kan optreden in feedback of het medium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Journalistieke normen:

A

Bronvermelding, hoor en wederhoor, scheiden van feiten en meningen, en het streven naar objectiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Objectiviteit:

A

Argumenten die feitelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Subjectiviteit:

A

Argumenten die een mening, vermoeden of waardeoordeel bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Referentiekader:

A

Alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten; de bril waarmee je de wereld bekijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Selectieve perceptie:

A

Nieuwe informatie aanpassen (bewust of onbewust) aan je eigen referentiekader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ideologie:

Postmaterialisme: Focus op duurzaamheid, diversiteit boven economische groei.
Kosmopolitisme: Internationalisme; open grenzen, samenwerking.
Nationalisme: Bescherming natiestaat; focus op eigen land.
Extreem links: Geweld/dreiging voor linkse ideeën (bv. communisme).
Extreem rechts: Geweld/dreiging voor rechtse ideeën (bv. fascisme).
Sociaaldemocratie: Gelijkwaardigheid; sturende rol overheid.
Liberalisme: Vrijheid individu; kleine rol overheid.
Christendemocratie: Christelijke waarden; samenwerking in gemeenschappen.
Marktwerking: Vrije economie; vraag en aanbod bepalen prijs.
Populisme: “Stem van het volk”; tegen gevestigde macht.

A

Samenhangend geheel van beginselen; ideeën over macht, economie en vrijheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Links:

A

Grote rol overheid; bestrijding ongelijkheid.

17
Q

Rechts:

A

Kleine rol overheid; focus op eigen verantwoordelijkheid

18
Q

Progressief:

A

Meer persoonlijke vrijheden; ethische kwesties

19
Q

Conservatief:

A

Minder persoonlijke vrijheden; tradities, geloof bepalend