H2 Flashcards

(33 cards)

1
Q

4 voorbeelden informatieve tekst

A

1.nieuwsbericht
2.uiteenzetting (onderzoek)
3. Interview verslag
4. Handleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Objectieve informatie

A

Informatie waarin de mening van de schrijver geen rol speelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de 4 tekst doelen

A

1.informeren
2.overtuigen
3.activeren
4. Amuseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Balans

A
  1. Weegschaal
  2. Evenwicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De boeken ingaan

A

Onthouden zullen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Effectief

A

Doeltreffend, met een gunstig effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het experiment

A

De wetenschappelijke proef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gelijke rechten hebben

A

Volgens dezelfde regels behandeld worden, dezelfde bevoegdheden hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De gevleugelde uitspraak

A

Bekende, beroemde uitspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De hetze

A

Manier om te zorgen dat mensen slecht over iemand gaat denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onlangs

A

Laatst, kortgeleden, recent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De ophef

A

Aandacht, gedoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De oppositie

A

Partijen die niet in de regering zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Optimaal

A

Maximaal, allerbeste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Realiseren

A

Tot stand brengen, tot werkelijkheid maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Praktisch

A
  1. Handig (te maken met praktijk
  2. Bijna
17
Q

Zich realiseren

18
Q

De situatie

19
Q

Ergens geen spaan van heel laten

A

Veel kritiek hebben op iets

20
Q

Het speerpunt

A

Deel van het beleid dat erg belangrijk gevonden wordt

21
Q

Theoretisch

A

Volgens de theorie, tegenovergestelde van praktisch

22
Q

Aansluiten op

A

Verband met elkaar hebben

23
Q

De aanwijzing

A

Deel van de tekst waar je het antwoord kan vinden

24
Q

Bestemd zijn voor

A

Bedoeld zijn voor

25
In combinatie met
Samen met
26
De hoofdgedachte
Belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt (samen gevat in 1 zin)
27
Kopje
Deel titel
28
De overeenkomst
Gelijkenis, punt waar 2 tekstdelen of afbeeldingen hetzelfde zijn
29
Tot uiting komen
Duidelijk worden
30
Van toepassing zijn
Erbij passen
31
Het verband tussen
De functie van 1 tekstdoel ten opzichte van een andere tekstdeel
32
De verhouding tussen
Het verband tussen
33
Weergeven
Verwoorden, aanduiden