H2 Flashcards

(13 cards)

1
Q

thermodynamica

A

tak van de fysica die toestandsveranderingen (druk, temperatuur, volume en aggregatietoestand) tijdens processen van een systeem bestudeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

temperatuur

A

(T of θ)
is een maat voor de trilsnelheid of kinetische energie van deeltjes. Deeltjes hebben een zekere trilsnelheid zodra de temperatuur hoger is dan 0 K (of 273,15 °C), het absolute nulpunt. Hoe hoger de temperatuur, hoe meer kinetische energie ze hebben, hoe groter de trilsnelheid van deeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Warmte

A

(Q)
is een energievorm en heeft dus als eenheid de joule (J)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer spreken we van thermisch evenwicht

A

wanneer 2 systemen die op een verschillende temperatuur zijn met elkaar in aanraking komen, dan zal er warmte (Q) uitgewisseld worden tussen de systemen. Het systeem met de hoogste temperatuur zal warmte of energie afgeven aan het systeem met de laagste temperatuur, tot beide systemen dezelfde temperatuur hebben, die tussen de temperaturen van voor de warmte-uitwisseling ligt. We zeggen dan dat beide systemen in thermisch evenwicht zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de hoeveelheid warmte

A

De hoeveelheid warmte die een systeem bevat hangt af van de aggregatietoestand, de temperatuur van het systeem, het aantal deeltjes van de stofsoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een systeem kan ook warmte uitwisselen met de omgeving.

A

Indien een systeem warmte opneemt van de omgeving, dan is de warmte positief; indien een systeem warmte afgeeft aan de omgeving, dan is de warmte negatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geleiding

A

Bij warmtetransport via geleiding verplaatsen de deeltjes zich niet, maar geven trillende deeltjes door botsingen energie door aan andere deeltjes, waardoor die ook heviger gaan trillen; geleiding komt vooral bij vaste stoffen voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stroming

A

Bij warmtetransport via stroming of convectie verplaatsen de deeltjes zich wel door een verschil in massadichtheid; stroming treedt vooral op bij vloeistoffen en gassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

straling

A

Bij warmtetransport door straling zenden deeltjes bij een temperatuur hoger dan 0 K infraroodstraling uit. Straling heeft geen medium nodig om zich te verplaatsen, en kan zich dus verplaatsen door een vacuüm of het luchtledige.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 soorten thermodynamische systemen

A

1: open systeem: er worden warmte en deeltjes uitgewisseld tussen systeem en omgeving
2: Gesloten systeem: er worden geen deeltjes, maar wel warmte uitgewisseld tussen systeem en omgeving
3: Geïsoleerd systeem: er worden geen deeltjes en geen warmte uitgewisseld tussen systeem en omgeving (bestaat alleen in theorie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

warmtecapaciteit C

A

dit is de hoeveelheid energie of warmte die nodig is om bij een systeem een temperatuurtoename of -afname e Δθ of ΔT van 1°C of 1 K te veroorzaken. De eenheid voor warmtecapaciteit is J/ °C of J/ K.
C= Q/ Δθ of C= Q/ ΔT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

specifieke warmtecapaciteit c

A

dit is de hoeveelheid energie of warmte die nodig is om bij een massa van 1 kg van die zuivere stof een temperatuurtoename of -afname Δθ of ΔT van 1°C of 1 K te veroorzaken. De eenheid voor specifieke warmtecapaciteit is J/ (kg . °C) of J/ (kg . K)
c= Q/ m . Δθ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het verband tussen warmtecapaciteit C van een systeem en specifieke warmtecapaciteit c van een zuivere stof is het volgende:

A
  • systeem dat uit 1 zuivere stof bestaat: C= c . m
  • systeem dat uit meerdere zuivere stoffen bestaat: C= c1 . m1 + c2 . m2 + …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly