H2: motoriek Flashcards

(45 cards)

1
Q

Hoe ontstaat geluid?

A

Trillende objecten doen luchtmoleculen bewegen waardoor er luchtdrukverschillen ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn luchtdrukverschillen?

A

De afwisseling tussen compressie en ijle lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de frequentie?

A
  • = toonhoogte
  • hoe snel de opeenvolging van samengedrukte en ijle lucht zich in de tijd opvolgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de amplitude?

A
  • = volume
  • luider en stiller van geluid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn boventonen?

A
  • = mengeling = timbre
  • klankkleur van geluid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat het oor?

A
  1. buitenoor
  2. middenoor
  3. binnenoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de functie van het buitenoor?

A

Geluidsgolven goed opvangen, de unieke vorm zorgt ervoor dat geluidsgolven gebroken worden.
Vorm van het oor draagt bij aan de lokalisatie van geluid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke gehoorbeentjes zijn er?

A
  • hamer: malleus
  • aambeeld: incus
  • stijgbeugels: stapes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van het middenoor?

A

Het overbrengen van geluid van het trommelvlies naar het slakkenhuis via het membraan van het ovale venster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een andere benaming voor het slakkenhuis?

A

Cochlea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de cochlea?

A

Een 2 en 3/4 windingen van een taps toelopende tunnel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 3 compartimenten zijn er in het slakkenhuis?

A

1) scala vestiboli
2) scala media
3) scala tympani

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het receptief orgaan van het slakkenhuis?

A

Orgaan van Corti of spiraalorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar ligt het orgaan van Corti?

A

Op het basilair membraan in scala media.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ziet de structuur van het orgaan van Corti eruit?

A
  • tectoriaal membraan
  • haarcellen
  • hangt vast aan basilair membraan via steuncellen
  • geen axonen
  • maken contact met neuronen in spiraalganglia
  • binnenste haarcellen: cilia raakt tectoriaal membraan niet
  • buitenste haarcellen: cilia raakt tectoriaal membraan wel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk deel van het basilair membraan is hard en redelijk smal?

A

de basis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke deel van het basilair membraan is beweegbaar en redelijk breed?

A

de apex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het basismechanisme van het slakkenhuis?

A

Vibratie-energie wordt uitgeoefend op het membraan van het ovaal venster door de stijgbeugels. Dit zorgt voor:
- buigingen in het basilair membraan
- drukveranderingen in vloeistof opgevangen door het ronde venster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bij welke tonen heb je de grootste buiging bij de apex?

20
Q

Waar bevindt zich de grootste buiging bij hoge tonen?

A

Vlak bij de basis

21
Q

Hoe is de structuur van het basilair membraan?

A
  • breder aan de apex dan aan de basis
  • soepeler aan de apex dan aan de basis
22
Q

Welke haarcellen zijn noodzakelijk om te kunnen horen?

A

Binnenste haarcellen

23
Q

Bij welke haarcellen is de top van de cilia verbonden aan het tectoriaal membraan? En wat is de functie ervan?

A

Bij de buitenste haarcellen. De functie hiervan is fine tuning.

24
Q

Bij welke haarcellen vinden we tip links? En wat is de functie ervan?

A

Bij de binnenste haarcellen, ze verbinden de top van één haarcel met de zijkant van een andere ter hoogte van de insertional plaques.

25
Hoe werkt het basismechanisme van transactie?
- tip links staan altijd onder enige spanning - vloeistof stroomt richting grootste of kleinste ciliim waardoor de spanning gaat verhogen of verminderen - aanhechtingspunten bevatten 1 kation-kanaal - tip-links openen of sluiten deze kanalen als sluisdeuren - veroorzaken toename of afname influx van K+ ionen uit vocht van scala media => depolarisatie => toename afscheiding glutamaat => dekpolarisatie neuronen in spiraalganglia
26
Bij wie wordt er een cochleair implantaat gezet?
Bij mensen waarbij de haarcellen beschadigd zijn.
27
Wat is de gehoorzenuw?
Een bundel van axonen van bipolaire neuronen.
28
Wat is de functie van de gehoorzenuw?
Het verbindt haarcellen met de medulla: - efferente (van hersenen => cochlea) en afferente connecties (van cochlea => hersenen)
29
Wat is de belangrijkste efferent?
- Nucleus olivaris superior => cochlea via de olivocochleaire bundel - inhiberende invloed - bescherming tegen luid geluid, selectief luisteren en fine tuning
30
Wat zijn de subcorticale structuren binnen het auditief circuit?
- nucleus olivaris superior - laterale lemnicus - inferieure colliculus
31
Wat doet de nucleus olivaris superior?
- neuronen krijgen input van beiden oren - kleine verschillen in luidheid en timing worden uitvergroot => voor lokalisatie
32
Wat doet de laterale lemnicus?
- krijgt informatie van contralateraal oor - betrokken bij auditieve reflexen
33
Wat doet de inferieure colliculus?
Verschillende typische responsen: - tonotopische patronen - cellen die spontaan vuren behalve bij geluid - sommige cellen selectief gevoelig aan bewegende geluidsbronnen
34
Hoe ziet de hiërarchische opbouw van de cortex eruit in het auditieve circuit?
1) primair: kernregio, input van nucleus geniculatis medialis 2) secundair: gordelregio (“belt”), input van nucleus geniculatis medialis + kernregio 3) Daarrond parabelt, input van nucleus geniculatis medialis + gordelregio
35
Welke 2 stromen kunnen we onderscheiden in de cortex?
Anterieur: complex geluid - Wat? - Naar frontale inferieure gebieden Posterieur: lokalisatie - Waar? - Naar pariëtale cortex
36
Welke regio reageert op zuivere tonen?
Kernregio
37
Wat houdt codering door frequentie in?
Hoe snel een haarcel vuurt: - hogere tonen = sneller vuren
38
Wat houdt codering door plaats in?
Waar de haarcel is: - hogere tonen = haarcel op meer basaal deel van het basilair membraan
39
Wat is tonotopie?
Hoe lager de toon, hoe verder naar de apex toe de vervorming van het basilair membraan optreedt => plaats van gedepolariseerde haarcel informeertover de toonhoogte
40
Waar is timbre een complexe frequentieanalyse?
Omdat een geluid verschillende mengelingen van frequenties bevat
41
Welke 3 onderverdelingen worden er gemaakt bij spatiale locatie?
- binaurale verschillen: aankomsttijd - binaurale verschillen: fase - binaurale verschillen: volume
42
Wat zijn binaurale verschillen in aankomsttijd?
- zeer kleine verschillen in begin geluid dat tussen oren wordt opgepikt - nucleus olivaris superior medialis - niet bruikbaar bij continue geluiden
43
Wat zijn binaurale verschillen in aankomsttijd?
- waar in de golf bevinden ze zich? - voor (continue) tonen met lage frequenties - nucleus olivaris superior medialis - verschillen in buiging tussen beide trommelvliezen
44
Wat zijn binaurale verschillen in volume?
- hoge frequenties: faseverschillen te klein (afstand tussen twee toppen zeer klein) - schedel absorbeert deel geluid => oor verste van de bron iets minder luid - nucleus olivaris superior lateralis
45
Hoe kan je lokalisatie van een geluid doen aan de hand van timbre?
Je oorschelpen zorgen voor een breking van de geluidsgolven en dit leidt tot verschillen in timbre afhankelijk van de locatie van de geluidsbron.