H2 woordjes Flashcards
(38 cards)
1
Q
bekommen
A
krijgen
2
Q
brauchen
A
nodig hebben
3
Q
keine Ahnung
A
geen (flauw) idee
4
Q
nur
A
maar, slechts
5
Q
reichen
A
genoeg zijn
6
Q
die Schulsachen
A
de school spullen
7
Q
sogar
A
zelfs
8
Q
das taschengeld
A
het zekgeld
9
Q
die woche
A
de week
10
Q
das Angebot
A
de aanbieding
11
Q
fast
A
bijna
12
Q
gefallen
A
bevallen
13
Q
der laden
A
de winkel
14
Q
der Rabatt
A
de korting
15
Q
sofort
A
meteen, direct
16
Q
teuer
A
duur
17
Q
de jas
A
die jacke
18
Q
de schoen
A
die Schuhe
19
Q
ik zoek een nieuwe broek
A
Ich suche eine neue Jeans
20
Q
ik vind de kleur niet zo mooi
A
Ich finde die farbe schön
21
Q
umkleidkabinen
A
pashokjes
22
Q
außerdem
A
bovendien
23
Q
bisher
A
tot nu toe
24
Q
denn
A
want
25
manchmal
soms
26
trotzdem
toch
27
toll
super
28
der Montag
maandag
29
der Dienstag
dinsdag
30
der Mittwoch
woensdag
31
der Donnerstag
donderdag
32
der Freitag
vrijdag
33
der Samstag
zaterdag
34
der Sonntag
zondag
35
feire ich meine geburtstag
vier ik mijn verjaardag
36
Danke fur die einladung
dankje voor de uitnodiging
37
alles gute zu eurer Hochzeit
het beste met jullie trouwdag
38
frohe weihnachten
prettige kerstdagen
