H28 Psychiatrische aandoeningen Flashcards

1
Q

Wat is depressie ?

A

Ziekelijk, sombere stemming met geremdheid in denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke type van depressie heb je ? (2)

A
  1. Personale depressie
  2. Vitale depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de betekenis van een personale depressie?

A

Sombere stemming door verdrietige omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een vitale depressie? en waar heb je dan last van? (4)

A

Zonder echte aanleiding heb je last van
- angst
- onredelijke zelfbeschuldiging
- schuldgevoel
- vermoeidheid/ slapeloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij welke van de 2 types depressie wordt gebruik gemaakt van antidepressivum?

A

Vitale depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoelang duurt een periode van vitale depressie?

A

4-7 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doen antidepressivum?

A

Verminderen de klachten van depressie en angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoelang mag je benzodiazepines ter overbrugging van antidepressivums innemen?

A

max 4 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar hebben antidepressivums invloed op?

A

op de impulsoverdracht in het centraal zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar staat de afkorting SSRI’s voor?

A

Selectieve Serotonine Heropname Remmers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe lang duurt het voordat een antidepressivum optimaal werkt?

A

binnen 4-6 weken zo niet dosering aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is belangrijk om aan te geven bij het starten van een antidepressivum als bijwerking?

A

Bij het starten kun je last krijgen van
1. angst
2. onrust
3. slaapproblemen

daarom + benzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is belangrijk bij het gebruik van een antidepressivum? (2)

A
  1. langzaam verhogen
  2. langzaam afbouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de symptomen van een depressie? (2)

A
  1. sombere stemming gedurende deel van de dag
  2. duidelijke vermindering van alle activiteiten gedurende groot deel van de dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke groepen antidepressiva heb je ? (4) +

A
  1. SSRI’s
  2. SNRI’S
  3. TCA
  4. MAO

+ overige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn voorbeelden van SSRI’S? (5)

A
  1. Sertaline
  2. Citalopram
  3. Escitalopram
  4. Fluoxetine
  5. Fluvoxamine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom is de dosering van SSRI’s vaak 1 x per dag?

A

door hoge therapeutisch breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke SSRI’S hebben bij ouderen een voorkeur? (2)

A
  1. sertaline
  2. citalopram
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gebeurd er als SSRI’S binnen 4-6 weken geen verbetering plaatsvindt ?

A

andere antidepressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

SSRI’S hebben een risico op maagbloedingen, wat kan je de patiënt adviseren?

A

maagbeschermers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat moet de patiënt doen bij het gebruik van een diureticum + SSRI’s of TCA’s (antidepressivum?

A

Natriumgehalte ongeveer 1 week erna controleren > kans op hyponatriëmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar staat SNRI’s voor?

A

serotonine noradrealine heropname remmers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat doen SNRI’s ?

A

verhogen serotonine en noradrealine in het CZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke geneesmiddelen vallen onder de SNRI’s? (2)

A
  1. Venlafaxine
  2. Duloxetine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wanneer merkt de patiënt effectiviteit bij het gebruik van de SNRI’S venlafaxine/duloxetine?

A

2-4 weken enig effect merkbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar staat de afkorting TCA voor?

A

tricyclische antidepressiva

27
Q

Wat doen TCA’s?

A
  1. remmen heropname van noradrenaline en serotonine > concentratie neemt toe in CZ
28
Q

Welke geneesmiddelen vallen onder de groep TCA’S? (4)

A
  1. Amitriptyline
  2. Imipramine
  3. Nortiptyline
  4. Clomipramine
29
Q

Welke TCA wordt voor ouderen voorgeschreven boven de 65 jaar en waarom?

A

Nortriptyline ivm bijwerkingen

30
Q

Wat zijn de bijwerkingen van TCA’s? (4)

A
  1. Droge mond
  2. Maagdarm klachten
  3. Urineretentie
  4. Verwardheid bij ouderen
  5. Sedatie
  6. Hypotensie
  7. Gewichtstoename
  8. Seksuele disfunctie

daarom SSRI’s voorkeur ivm bijwerkingen

31
Q

Wat zijn de overige antidepressivums? (2)

A
  1. Mirtazepine
  2. Bupropion
32
Q

Waarvoor wordtt mirtazepine gebruikt?

A

ernstige slaaproblemen (depressie)
1 x per dag

33
Q

Wat is de bijwerking van mirtazepine? (7)

A
  1. Toegenomen eetlust
  2. gewichtstoename
  3. slaperigheid
  4. sedatie
  5. sufheid
  6. hoofdpijn
  7. droge mond
34
Q

Waar wordt bupropion voor gebruikt? (3)

A
  1. Depressie
  2. ADHD
  3. Stoppen meet roken

1x per dag voor de nacht > bijwerking slapeloosheid

35
Q

Wat voor vormen heb je van eeen psychose? (3)

A
  1. Verwardheid
  2. Hallucinaties + wanen
  3. Autisme
36
Q

Wat versta je onder psychose?

A
  1. stoornisseen in denken, emoties en waarnemingen die leiden ttot voor de omgeving niet geaccepteerde gedrag

2.eigen gedrag niet meer kunnen beinvloeden

37
Q

Wat zijn positieve symptomen van psychose?

A

hallucinaties + wanen

38
Q

Wat zijn negatieve symptomen van een psychose ?

A

afwezigheid van
1. emoties
2. spraak
3. gedachten
4. energie
5. mogelijkheid tot niks doen

39
Q

Wat zijn de kenmerken van Schizofrenie? (4)

A
  1. ernstige verandering gedrag door wanen
  2. onsamenhangende spraak
  3. bewegingsstoornis
  4. depressie, angst en onrust
40
Q

Waar hebben antipsychotica invloed op?

A
  1. dopamine > belangrijk bij bewegen, emoties, veerslaving, genot, geluk
41
Q

INFOO

bijpsychose + schizofreniee = geen balans in dopamine concentratie

A

INFOO

bijpsychose + schizofreniee = geen balans in dopamine concentratie

42
Q

Welke 2 groepen antipsychotica heb je?

A
  1. klassieke antipsychotica
  2. atypische antipsychotica
43
Q

Welke geneesmiddelen vallen onder de groep ‘klassiek antipsychotica’ (1e gen) (3)

A
  1. Haloperidol
  2. Pipamperon
  3. Sulpiride = dogmatil
44
Q

Wat is de bijwerking van de 1e gen antipsychotica ? (klassiek)

A
  1. Bewegingsstoornis
  2. sedatie
  3. gewichtstoename
  4. droge mond + urineretentie (anticholinerge bjiwerking)
45
Q

Welke geneesmiddelen vallen onder de atypische antipsychotica ? (2e gen) (5)

A
  1. aripripazol
  2. clonazepinee
  3. olanzepine
  4. quetiapine
  5. risperidon
46
Q

Wat zijn de bijwerkingen van de atypisched antipsychotica ? (2e gen) (6)

A
  1. Gewichtstoename
  2. Verhoogde cholesterol
  3. invloed glucosehouding DM2
  4. Hypotensie
  5. Tachycardie
  6. Seksuele disfunctie

In mindere mate extra piramidale bijwerkingen

47
Q

Wat is een CI bij antipyschotica?

A

Ziekte van Parkinson

48
Q

Wat is de werking van antipsychotica ? (3)

A
  1. verminderen positieve symptomen = hallucinaties + wanen
  2. kunnen negatieve symptomen verminderen (soms verergeren)
  3. kalmerend effect maar niet sederend
49
Q

Wat versta je onder bipolaire stoornis?

A
  1. extreme stemmingswisselingen
50
Q

Wat voor medicatie wordt er gebruikt bij een bipolaire stoornis?

A

Lithium = kleine TB

51
Q

Bij welke geneesmiddelen moet je opletten bij het gebruik van lithium bij een bipolaire stoornis? )3)

A
  1. thiazide diuretica - hydrochloorthia
  2. RAS remmer
  3. NSAID
52
Q

Wanneer vindt het effect van lithium plaats?

A

1-2 weken

53
Q

Op welke basis wordt de dosering van lithium bepaald?

A

bloedspiegel

54
Q

Wat doe je na 1-2 wekene geen effect?

A

overstappen naar olanzapine, quetiapine, valproïnezuur of lamotogrine

valproïnezuur + amotogrine = epilepsie

55
Q

Wat versta je onder ADHD?

A

aandachtstekortstoonis en hyperactiviteit

56
Q

Waarmee wordt ADHD mee behandeld?

A

Amfetamine = methylfenidaat & dexamfetamine

atomoxetine

57
Q

Voor welk leeftijd zijn dexamfetamine bedoeld?

A

6-17 jaar

58
Q

Wat zijn de bijwerkingen van 1e keus methylfenidaat en 2e keus dexamfetamine? (3)

A
  1. vermindeerde eetlust
  2. slaapstoornis
  3. stijging bloeddruk
59
Q

Wat is bij het gebruik van methyl en dexamfetamine belangrijk bij vrouwen die zwanger zijn / borstvoeding geven?

A

gaan over in moeedermelk en kunnen lactatie afremmen

60
Q

Wat is 3e keus bij het gebruik van methyl en dexamfetamine?

A

Amoxetine

  • niet verslavend
  • geen opium
  • verbeterd concentratie en verminderd hyperactiviteit
61
Q

Wat doet amoxetine? (2)

A

1.verbeterd concentratie
2. verminderd hyperactiviteit

62
Q

Wat zijn de bijwerkingen van amoxetine (3)?

A
  1. vermindert eetlust
  2. slapeloosheid
  3. verhoogde bloeddruk
63
Q
A