H3 Flashcards
(51 cards)
Weer
Toestand van de atmosfeer (temperatuur, neerslag, wind en bewolking) op een bepaald moment en op een bepaalde plaats.
Klimaat
Het gemiddelde weer (temperatuur en neerslag) van een groot gebied gemeten over dertig jaar.
Klimaatgrafiek
Grafiek van een plaats met de gemiddelde temperatuur en de gemiddelde neerslag voor alle twaalf maanden van het jaar.
Weerelementen
Onderdelen die samen het weer omschrijven: temperatuur, neerslag, wind en bewolking.
temperatuur
Mate van warmte of kou zoals die wordt aangegeven op een thermometer.
thermometer
Meetapparaat om de temperatuur vast te stellen.
schaal van Celsius
Verdeling van de temperatuur met het smeltpunt van ijs als nulpunt en het kookpunt van water als 100.
neerslag
Water dat in de vorm van regen, sneeuw of hagel vanuit de atmosfeer het aardoppervlak bereikt.
bewolking
Zichtbare concentraties van waterdruppeltjes in de lucht.
bewolkingsgraad
Percentage van de lucht dat bedekt is met wolken.
wind
Verplaatsing van lucht aan het aardoppervlak
De factoren die de verschillen in temperatuur beïnvloeden
1 de afstand tot zee
2 de breedteligging
3 de hoogteligging ten opzichte van het zeeniveau
4 de aanvoer van warmte en kou van elders
weer- en klimaatfactoren
Omstandigheden die invloed hebben op het weer of klimaat van een gebied.
afstand tot zee
Afstand van een plaats tot de dichtstbijzijnde zee.
breedteligging
Ligging van een plaats ten opzichte van de evenaar.
hoogteligging
Hoogte van een plaats ten opzichte van zeeniveau.
aanvoer van warmte en kou van elders
Wereldwijde lucht- en zeestromen zorgen voor transport van warmte en kou.
gesteldheid van het aardoppervlak
Toestand van een gebied op aarde: land of water.
zeewind
aanlandige wind.
aanlandige wind
Wind die van zee naar land waait.
aflandige wind
Wind die van land naar zee waait.
landwind
aflandige wind.
zoninvalshoek
Hoek waaronder de zonnestralen op het aardoppervlak vallen.
seizoen
Periode van drie maanden met een specifiek bijbehorend weertype.