H3 - Shock Flashcards

(79 cards)

1
Q

Definitie van shock

A

Afwijking van het circulatiesysteem die resulteert in onvoldoende orgaanperfusie en weefseloxygenatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Obstructieve shock
O/ (2)

A

Spanningspneu (vermindering veneuze return)
Tamponade (bloed in pericardzak vermindert contratiliteit en output)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neurogene shock
O/
x -> x -> x

A

Letsel aan cervicale of bovenste thoracale ruggenmerg
-> verlies van sympathische tonus -> vaatverwijding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Soorten shock

A

Cardiogeen
Obstructief
Neurogeen
Septisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cardiac output
- Definitie
- Formule

A
  • Volume bloed dat per minuut door hart gepompt wordt
  • Hartritme x slagvolume
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer nadenken over septische shock

A

Als pt pas na enkele uren op SEH komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Meest voorkomende oorzaak van shock bij traumapts

A

Bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Slagvolume wordt bepaald door (3)

A

Preload
Contractiliteit
Afterload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Preload

A

Volume van veneus bloed dat terugkomt naar het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel % van totale bloedvolume zit veneus

A

70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eerste reactie lichaam na bloedverlies
Waarom

A

Vasoconstrictie van huid, spieren & visceraal & tachycardie
Om bloed naar nieren, hart en hersenen te behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eerste meetbare circulatoir teken van shock
Waardoor

A

Tachycardie
Vrijlating van endogene catecholaminen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontstaat metabole acidose bij shock?

A

Niet genoeg O2 in weefsel → anaerobe verbranding → lactaat → metabole acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke medicijnen gecontraindiceerd bij shock?
Waarom?

A

Vasopressoren
Verslechteren weefselperfusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tot welk % bloedverlies kan een lichaam de s-BD compenseren?

A

30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tachycardie
- Baby
- Kleuter
- Tieners
- Volwassenen

A

> 160 Baby
140 Kleuter
120 Tieners
100 Volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom kunnen ouderen soms niet tachycard worden? (2)

A

Verminderde cardiale respons tot catecholamine
Gebruik van bv β-blokkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verschil adrenaline & noradrenaline

A

Adrenaline: breed effect
Noradrenaline: effect op bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is polsdruk
Wat als deze smal is

A

Verschil tussen systolisch&diastolisch
O/ Bloedverlies en verlies compensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Non-hemorrhagic shock (5)

A

Cardiogene shock
Neurogene shock
Septische shock
Cardiale tamponade
Spanningspneu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Stomp thorax trauma, wat continue meten?
Waarom?

A

ECG
Aritmieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Cardiale tamponade
S/ (5)

A

Tachycardie
Hypotensie
Verminderde hartgeluiden
Uitgezette jugularis
Geen reactie op vloeistoftherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Spanningspneu

A

Uitgezette jugularis
Hypotensie
Afwezig ademgeruis
Hyperresonante percussie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Cardiale tamponade
B/ (2)

A

Pericardiocentese
Operatief = definitief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Gevolgen spanningspneu (2)
Geen veneuze return mogelijk Geen cardiac output
26
Spanningspneu S/ (5)
Unilateraal afwezig ademgeruis Hyperresonante percussie Tracheale verplaatsing Acute respiratoire distress Subcutaan emyfseem
27
Spanningspneu D?
Geen diagnostiek, direct thoraxdecompressie
28
Spanningspneu B/ (2)
Needle/finger decompression Chest tube
29
Neurogene shock S/ (3)
Hypotensie Zonder smalle polsdruk Zonder tachycardie/vasoconstrictie
30
Shock niet reagerend op vloeistoffen kan duiden op (2)
Bloeding Neurogene shock
31
Septische shock O/
Penetrating abdominal injuries
32
Hemorrhage Definitie
Acuut verlies van circulerend bloedvolume
33
Hoeveel % van lichaamsgewicht is het bloedvolume Wat bij obesitas
7% Berekend op ideaal BMI
34
Hoeveel % van lichaamsgewicht is bloedvolume bij kinderen
8-9%
35
Hoeveel bloedverlies per klasse
I: <15% II: 15-30% III: 31-40% IV: >40%
36
Beschrijving class I hemorrhage
Zelfde als 1 unit bloeddonatie
37
Base deficit hemorrhage classes
I: 0 tot -2 II: -2 tot -6 III: -6 tot -10 IV: >-10
38
Hoeveel ml bloed kun je verliezen bij een tibia/humerus #
750ml
39
Hoeveel ml bloed kun je verliezen bij een femur #
1500ml
40
Hoeveel ml bloed kun je verliezen bij een pelvic #
Meerdere liters Retroperitoneaal
41
Waarom hebben deze patiëntengroepen meer risico op flinke bloeding? - Obees (1) - Ouderen (3)
Obees: bloedverlies in soft tissue Ouderen: fragiele huid, verminderde stolling, stijve vaten zonder spasme of trombose
42
Oedeem O/
Vloeistofshifts door veranderingen in endotheliale permeabiliteit
43
Basic management van hemorrhage shock
Stop het bloeden Vervang het volumeverlies
44
Streven naar welk >% saturatie?
95
45
Hypothermie Gevolgen (2) Waardoor
Coagulopathie & erger maken van acidose O/ Trager maken van lichaamsprocessen
46
Preventie hypothermie (2)
Fluid warmers Externe warmte
47
Gastric dilation O/ R/ B/
O/ trauma, door overmatige vagale stimulatie R/ aspiratie B/ decompressie door nasal/oral tube met suctie
48
Voorkeursplekken infuus (2)
Onderarmen Elleboogsplooien
49
Wat als er geen perifeer infuus geplaatst kan worden (2)
Botnaald Centrale lijn (femoraal, jugularis, subclavia)
50
Met hoeveel ringer starten: - Volwassenen - Kinderen <40 kg
Volwassenen: 1 liter Kinderen: 20 ml/kg
51
Doel van resuscitation
Herstel van orgaanperfusie en weefseloxygenatie
52
Wat als shock niet reageert op de 1L ringer bolus (4)
- Kijk naar andere bron van bloeding - Overweeg non-hemorrhagic shock - Start bloedtransfusie - Chirurgie
53
Welke balans zoek je bij fluid resuscitation
Orgaanperfusie vs rebleeding
54
Bij welke klasse hemorrhage geef je bloedtransfusie
> III
55
Wat is een goede indicator voor renale perfusie
UP
56
Hoeveel UP bij resuscitation - Volwassenen - Kinderen - <1 jaar
- Volwassenen: 0.5 ml/kg/u - Kinderen: 1 ml/kg/u - <1 jaar: 2 ml/kg/u
57
Metabole acidose bij shock B/ (2) Wat vooral niet
B/ fluids, bloed Niet: sodium bicarbonaat
58
Responder classes to initial fluid resuscitation
Rapid response: class I Transient response: class II and III, reageren eerst wel, daarna verslechtering Minimal/no response: class IV, directe interventie nodig
59
Hoelang duurt crossmatchen voor blood type
1 uur
60
Welk bloed geven aan pt zonder crossmatch Welk plasma
type O RBC's AB plasma
61
Aan welke ptn geef je O- pc's
Vrouwen van vruchtbare leeftijd
62
Wat is de meest efficiënte manier om hypothermie tegen te gaan
Fluid van 39 graden
63
Packed cells en hitte - Wat mag niet - Wat mag wel
Niet: in warmer opgeslagen worden Wel: door iv fluid warmer
64
Wat mist er bij autotransfusie (2)
Plasma Bloedplaatjes
65
Definitie massive transfusion
>10 pc's <24u >4 pc's <1u
66
Welke testen doen bij pts met vg van coagulatieproblemen of wie antistollingsmedicatie neemt (3)
Prothrombine tijd Partial thromboplastin time Platelet count
67
Tranxexaminezuur Hoeveel geven
Eerste dosis <3u van trauma Follow-up dosis van 1 gram over 8u
68
Met welke testen coagulatie monitoren (2)
TEG: thromboelastography ROTEM: thromboelastometry
69
Waardoor hebben ouderen een verminderd sympathisch zenuwstelsel
Verminderde receptorreactie op catecholamines
70
Waarom hebben ouderen een slechte tolerantie voor hypotensie
Ze hebben al pre-existente volumedepletie door bv diuretica of malnutritie
71
Hoeveel % meer bloedvolume hebben atleten
15-20%
72
Hoeveel % meer slagvolume hebben atleten
50%
73
Wat is er speciaal aan bloedverlies bij zwangeren
Ze zijn in een hypervolemische staat, dus hebben minder snel symptomen
74
Wat voor afwijkende labwaarde krijg je bij langdurig diureticagebruik
Hypokaliëmie
75
Hoe meet je de core temperature goed (2)
Oesophagus Blaas
76
Waarom krijgt een trauma-pt onder invloed van alcohol sneller hypothermie
Door vasodilatatie
77
Waarom oppassen bij pts met pacemaker/ICD bij shock
Hartritme kan niet zo maar omhoog
78
Pt in shock, reageert niet op therapie. Wat kan er aan de hand zijn? (9)
Ongediagnosticeerde bloeding Cardiale tamponade Myocardinfarct Spanningspneu Ventilatoire problemen Acute gastric distension Diabetische acidose Hypoadrenalisme Neurogene shock
79
Lethal triad
Hypothermie Coagulopathie Acidose