H4 Flashcards
(63 cards)
1
Q
non-smoking section
A
niet-rokende sectie
2
Q
we’d rather sit
A
we zitten liever
3
Q
there’s a draught
A
het tocht
4
Q
to divorce
A
scheiden
5
Q
aperitif
A
aperitief, drankje voor het eten
6
Q
scampi
A
grote garnalen
7
Q
scallop
A
St. Jacobsschelp
8
Q
plaice
A
schol
9
Q
cod
A
kabeljauw
10
Q
salom
A
zalm
11
Q
mutton
A
schapenvlees
12
Q
you do eat mutton?
A
je eet wel schapenvlees?
13
Q
pork
A
varkensvlees
14
Q
veal
A
kalfsvlees
15
Q
documentary
A
domuntaire
16
Q
pet
A
huisdier
17
Q
appetite
A
trek
18
Q
mashed potatoes
A
puree
19
Q
chips
A
patat
20
Q
roast beef
A
in de oven gebraden rundvlees
21
Q
Yorkshire pudding
A
bepaald deeggerecht
22
Q
horseradish
A
mierikswortel
23
Q
cheesecake
A
kwarktaart
24
Q
cherry
A
kers, kersen
25
a fixed item
een vast onderdeel
26
to recommend
aanbevelen
27
apple crumble
bepaald soort gebak van kruimeldeeg en appel
28
it's been quite enough
ik heb genoeg gehad
29
tip
fooi
30
it's my treat
ik trakteer
31
a saying
gezegde
32
to research
onderzoeken
33
six-part television series
zesdelige televisieserie
34
coach house
koetshuis
35
to encourage
aanmoedigen
36
aged 8 and 12
van 8 en 12 jaar
37
th eldest
de oudste (van broers/zussen)
38
risotto
Italiaans bijgerecht
39
pasta
Italiaanse deeggerechten (maccaroni, spaghetti)
40
to involve
inhouden; bij...hoort ook...
41
to enjoy being together
genieten van het samenzijn
42
to train to be
ervoor leren
43
ultimate
grootste
44
residential
in haar eigen huis
45
cookery school
koksschool
46
to be covered in
bedekt zijn met
47
to be influenced by
beïnvloed worden door
48
to retain
behouden
49
regional
streekgebonden
50
individuality
eigenheid
51
pig
pork
52
calf
veal
53
cow
beef
54
sheep
mutton
55
to roast
in de oven braden
56
to bake
in de oven bakken
57
to braise
smoren
58
to grill
grillen boven houtskool of onder een gril
59
to boil
koken in water
60
to poach
pocheren
61
to fry
bakken op het fornuis
62
to deepfry
frituren
63
to cook
eten bereiden door middel van warmte