H5 - N-D I Flashcards
(38 cards)
1
Q
De (auto/fiets)band
A
Der reifen
2
Q
De arts
A
Der Arzt, die Ärztin
3
Q
De brief
A
Der brief
4
Q
De buitenlander
A
Der ausländer/ die ausländerin
5
Q
De cent
A
Der cent
6
Q
De computer
A
Der computer
7
Q
De euro
A
Der euro
8
Q
De liter
A
Der liter
9
Q
De motor
A
De motor
10
Q
Het ongeval, ongeluk
A
Der Unfall
11
Q
Het paspoort
A
Der (reise)pass
12
Q
Het adres
A
Die adresse
13
Q
De bank
A
Die bank
14
Q
De credit card
A
Die kreditkarte
15
Q
De e-mail
A
Die e-mail
16
Q
Het e-mailadres
A
Die e-mail-adresse
17
Q
De hulp
A
Die hilfe
18
Q
De kaart
A
Die postkarte
19
Q
De kassa
A
Die kasse
20
Q
Het kengetal
A
Die vorwahl
21
Q
De lucht
A
Die luft
22
Q
De politie
A
Die polizei
23
Q
De post
A
Die post
24
Q
De postzegel
A
Die briefmarke
25
Het telefoonnummer
Die telefonnummer
26
De benzine
Das benzin
27
De mobiele telefoon
Das handy
28
De olie
Das öl
29
De telefoon
Das telefon
30
Het hotel
Das hotel
31
Het internet
Das internet
32
Het pakketje
Das paket
33
Het probleem
Das problem
34
Het telefoonboek
Das telefonbuch
35
Het visum
Das visum
36
Het vuur
Das feuer
37
Het ziekenhuis
Das krankenhaus
38
De auto
Der wagen
