H5 - TERMEN Flashcards

1
Q

Proces waarbij mensen naar binnen kijken en hun eigen gedachten, gevoelens en motieven onderzoeken

A

Introspectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Proces waarbij mensen verkeerde conclusies trekken over de oorzaak van hun gevoelens

A

Misattributie van opwinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Poging van mensen om anderen over te halen om hen te zien zoals ze gezien willen worden

A

Impressiemanagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De theorie die inhoudt dat zelfvertrouwen een buffer is die mensen beschermt tegen angstwekkende gedachten over hun eigen sterfelijkheid

A

Angstmanagementtheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De mate waarin iemand zich bekwaam voelt een bepaalde taak uit te voeren of een bepaald doel te behalen

A

Self-efficacy (zelfeffectiviteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verlangen om ergens aan te beginnen vanwege externe beloningen of druk

A

Extrinsieke motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verlangen om ergens aan te beginnen omdat je ervan geniet of het interessant vindt

A

Intrinsieke motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Manier om zichzelf te definiëren in termen van de eigen interne gedachten, gevoelens en handelingen

A

Onafhankelijk zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Strategie waarbij mensen voor zichzelf obstakels en excuses creëren zodat ze bij een mislukking niet zichzelf de schuld hoeven te geven

A

Zelfsabotage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De beoordeling van mensen van wat ze zelf waard zijn; dat wil zeggen: de mate waarin ze zichzelf als goed, competent en fatsoenlijk zien

A

Zelfvertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beloning die gegeven wordt voor het uitvoeren van een taak, ongeacht hoe goed dat gebeurt

A

Taakafhankelijke beloning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Theorieën over de oorzaken van eigen gevoelens en gedragingen

A

Causale theorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De staat waarbij de energiebron die nodig is voor zelfcontrole is uitgeput, waardoor het uitoefenen van zelfcontrole niet tot nauwelijks mogelijk is

A

Ego-depletie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Attitudeverandering die wordt veroorzaakt doordat men nadenkt over de redenen voor de eigen attitudes; mensen gaan ervan uit dat hun attitudes overeenkomen met redenen die plausibel en gemakkelijk te verwoorden zijn

A

Door rationele redenen veroorzaakte attitudeverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Proces waarbij mensen anderen naar de mond praten, prijzen en proberen zichzelf sympathiek te maken in de ogen van iemand anders, die vaak een hogere status heeft

A

Vleien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verwachte gevoelens over een toekomstige gebeurtenis

A

Affectieve voorspelling

17
Q

Geheel van overtuigingen dat mensen hebben over hun persoonlijke eigenschappen, oftewel onze kennis over wie we zijn

A

Zelfconcept

18
Q

Beloning die gebaseerd is op hoe goed een taak wordt uitgevoerd

A

Prestatieafhankelijke beloning

19
Q

Manier om zichzelf te definiëren in termen van de relaties met andere mensen; erkennen dat het eigen gedrag dikwijls bepaald wordt door de gedachten, gevoelens en handelingen van anderen

A

Onderling afhankelijk zelfbeeld

20
Q

De combinatie van excessieve zelfgerichtheid en een gebrek aan empathie met anderen

A

Narcisme

21
Q

Idee dat wanneer mensen hun aandacht op zichzelf richten, ze hun gedrag evalueren en het vergelijken met hun innerlijke normen en waarden

A

Zelfbewustzijnstheorie

22
Q

Het idee dat we een bepaalde capaciteit in een bepaalde mate bezitten en dat dit gegeven onveranderlijk is

A

Vast denkkader (fixed mindset)

23
Q

Het idee dat onze capaciteiten kneedbare kwaliteiten zijn die we kunnen cultiveren en ontwikkelen

A

Vormbaar denkkader (growth mindset)

24
Q

Onszelf vergelijken met mensen die beter scoren op een bepaalde eigenschap of vaardigheid dan wijzelf

A

Opwaartse sociale vergelijking

25
Q

Het idee dat een emotionele ervaring het resultaat is van een zelfperceptieproces dat uit twee stappen bestaat en waarin mensen eerst fysiologische opwinding (arousal) ervaren en daar vervolgens een geschikte verklaring voor zoeken

A

Tweefactorentheorie van emotie

26
Q

Onszelf vergelijken met mensen die slechter scoren dan wijzelf op een bepaalde eigenschap of vaardigheid

A

Neerwaartse sociale vergelijking

27
Q

De handeling van het denken over onszelf

A

Zelfbewustzijn

28
Q

Theorie die stelt dat wanneer onze attitudes en gevoelens onzeker of ambigu zijn, we onze conclusies daarover baseren op observaties van ons gedrag en de situatie waarin dat gedrag voorkomt

A

Zelfperceptietheorie

29
Q

Het idee dat we over onze eigen vaardigheden en attitudes leren door onszelf te vergelijken met andere mensen

A

Sociale vergelijkingstheorie

30
Q

De neiging van mensen om de oorzaken van hun gedrag te zoeken in dwingende extrinsieke motivaties, waardoor ze de invloed van intrinsieke redenen onderschatten

A

Overrechtvaardigingseffect

31
Q

Het proces waarin mensen attitudes van elkaar overnemen

A

Sociale afstemming