H6 de adolescentie en jeugdstrafrecht Flashcards

(88 cards)

1
Q

binding

A

de manier waarop mensen zich verbinden met hun omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bonding social kapital

A

deel uitmaken van eigen netwerken en organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ingroup

A

groep waartoe een persoon zich verbonden voelt en waarmee ze zich identificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sociale homofilie

A

de neiging van mensen om relaties te vormen met anderen die op hen lijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bridging social kapital

A

verbindingen maken met de bredere samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

outgroups

A

een groep waartoe een persoon niet behoort en waarmee ze zich niet identificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociale heterofilie

A

verwijst naar de neiging om relaties aan te gaan met mensen die verschillen in kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

linking

A

relaties met de maatschappelijke instituties en personen met een machtsverhouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

systeemintegratie

A

opgelegde migratie (mensen gedwongen worden om te verhuizen naar een ander gebied of land), men maakt deel uit van een natiestaat en houdt zich aan de regels hiervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sociale integratie

A

de opname in de samenleving op basis van eigen motieven, oriëntaties en contacten
kan door middel van
- Participatie (onderwijs, arbeid)
- Acculturatie (kennis en skills om mee te doen)
- Interactie (contacten buiten eigen kring)
- Identificatie (herkenning en vereenzelviging - iemand zichzelf sterk identificeert met een persoon, groep, idee of situatie, tot het punt waarop ze zich ermee “één” voelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

identificatie

A

niet hetzelfde als verbinding, iemand kan zich verbonden voelen tot Nederland omdat ze hier wonen, maar zich meer identificeren als iemand uit het land van geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functioneel

A

Iemand doet mee aan verschillende onderdelen van de samenleving, zoals werken, naar school gaan, of in een buurt wonen. Het gaat erom dat je op allerlei manieren verbonden bent met de maatschappij, niet alleen via je afkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

normatief

A

individu heeft ruimte om eigen normen en opvattingen te volgen en in te brengen in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

emotioneel

A

individu heeft gevoelens van verbondenheid met anderen en in meer abstracte zin met Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

haven

A

concrete fysieke omgeving of een concrete plek als basis voor een gevoel van thuis voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

heaven

A

situatie waarin je het gevoel hebt jezelf te kunnen zijn en jezelf te kunnen ontplooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

sociale identiteit

A

mensen baseren hun zelfbeeld niet alleen op hun persoonlijke karakteristieken en prestaties (persoonlijke identiteit) maar ook op evaluaties en karakteristieken van de groepen waarvan ze lid zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

sameness

A

het vinden van overeenkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

otherness

A

het vinden van verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

reactieve identiteit

A

door discriminatie wordt de nadruk op (etnische) groepsidentiteit versterkt, waardoor de sociaal-culturele afstand tot de Nederlandse samenleving wordt vergroot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

integratie paradox

A

degenen die het meest geworteld in de samenleving zijn ervaren het vaakst discriminatie en uitsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

sense of belonging

A

het hebben van een thuisgevoel en heeft hiermee een symbolisch accent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

acculturatie

A

veranderingen die op kunnen treden binnen groepen door middel van contact en interactie met anderen groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

individueel niveau

A

ontstaan interne veranderingen als gevolg van langdurig contact met een andere cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
groepsniveau
ontstaan veranderingen binnen groepen die deelnemen aan intercultureel contact
26
assimilatie
nadruk ligt op identificatie met de meerderheid
27
separatie
men ziet zich voornamelijk in termen van de eigen etnische gemeenschap
28
integratie
mensen identificeren zich zowel met de eigen etnische groepering als met de meerderheidsgroepering
29
marginalisatie
wanneer weinig mogelijkheid is voor, of interesse in, het behoud va de oorspronkelijke cultuur, en weinig interesse is in het hebben van relaties met anderen
30
attachment
Je voelt je sociaal en emotioneel verbonden met anderen, zoals familie, vrienden of je gemeenschap.
31
commitment
Je denkt na over je toekomst en vindt het belangrijk om ergens naartoe te werken, zoals een opleiding of een carrière.
32
involvement
Je doet actief mee in de samenleving, bijvoorbeeld door naar school te gaan, te werken of vrijwilligerswerk te doen.
33
belief
Je gelooft dat de regels en afspraken in de samenleving eerlijk en rechtvaardig zijn, en je respecteert die.
34
etnische identiteit
is hoe iemand zich voelt en zichzelf ziet in relatie tot zijn etnische achtergrond. Als je een sterk gevoel van je etnische identiteit hebt, voel je je beter over jezelf, heb je een positievere houding naar andere groepen en heb je minder gedragsproblemen
35
unexamined
Je hebt nog niet veel nagedacht over je etnische identiteit (diffusie = geen duidelijke identiteit, foreclosure = je hebt het idee van anderen overgenomen).
36
search
Je gaat je identiteit onderzoeken en uitproberen.
37
achieved
Je hebt keuzes gemaakt en een sterk gevoel van je etnische identiteit ontwikkeld.
38
religieuze identiteit
gaat over hoe jongeren zich verbinden met hun geloof.
39
unexamined-diffusie
Je gelooft wel in de islam, maar leeft het niet echt uit.
40
unexamined-foreclosure
Je volgt het geloof strikt, zonder veel ruimte voor andere interpretaties.
41
search
Je onderzoekt en probeert verschillende aspecten van het geloof uit (de meeste jongeren zitten in deze fase).
42
achieved
Je hebt keuzes gemaakt en je hebt een duidelijke religieuze identiteit.
43
disproportionate minority contact (DMC)
jongeren met een migratieachtergrond worden oververtegenwoordigd in alle stappen van de strafrechtketen, maar krijgen veel minder vaak een HALT-maatregel en komen in plaats daarvan vaker in een justitiële jeugdinrichting (JJI)
44
klassenjustitie
het idee dat het strafrecht de hogere klasse bevoordeelt en de lagere klasse benadeelt
45
de manier waarop mensen zich verbinden met hun omgeving
binding
46
deel uitmaken van eigen netwerken en organisaties
bonding social kapital
47
groep waartoe een persoon zich verbonden voelt en waarmee ze zich identificeren
ingroup
48
de neiging van mensen om relaties te vormen met anderen die op hen lijken
sociale homofilie
49
verbindingen maken met de bredere samenleving
bridging social kapital
50
een groep waartoe een persoon niet behoort en waarmee ze zich niet identificeren
outgroups
51
verwijst naar de neiging om relaties aan te gaan met mensen die verschillen in kenmerken
sociale heterofilie
52
relaties met de maatschappelijke instituties en personen met een machtsverhouding
linking
53
opgelegde migratie (mensen gedwongen worden om te verhuizen naar een ander gebied of land), men maakt deel uit van een natiestaat en houdt zich aan de regels hiervan
systeemintegratie
54
de opname in de samenleving op basis van eigen motieven, oriëntaties en contacten kan door middel van - Participatie (onderwijs, arbeid) - Acculturatie (kennis en skills om mee te doen) - Interactie (contacten buiten eigen kring) - Identificatie (herkenning en vereenzelviging - iemand zichzelf sterk identificeert met een persoon, groep, idee of situatie, tot het punt waarop ze zich ermee "één" voelen)
sociale integratie
55
niet hetzelfde als verbinding, iemand kan zich verbonden voelen tot Nederland omdat ze hier wonen, maar zich meer identificeren als iemand uit het land van geboorte
identificatie
56
Iemand doet mee aan verschillende onderdelen van de samenleving, zoals werken, naar school gaan, of in een buurt wonen. Het gaat erom dat je op allerlei manieren verbonden bent met de maatschappij, niet alleen via je afkomst.
functioneel
57
individu heeft ruimte om eigen normen en opvattingen te volgen en in te brengen in de samenleving
normatief
58
individu heeft gevoelens van verbondenheid met anderen en in meer abstracte zin met Nederland
emotioneel
59
concrete fysieke omgeving of een concrete plek als basis voor een gevoel van thuis voelen
haven
60
situatie waarin je het gevoel hebt jezelf te kunnen zijn en jezelf te kunnen ontplooien
heaven
61
mensen baseren hun zelfbeeld niet alleen op hun persoonlijke karakteristieken en prestaties (persoonlijke identiteit) maar ook op evaluaties en karakteristieken van de groepen waarvan ze lid zijn
sociale identiteit
62
het vinden van overeenkomsten
sameness
63
het vinden van verschillen
otherness
64
door discriminatie wordt de nadruk op (etnische) groepsidentiteit versterkt, waardoor de sociaal-culturele afstand tot de Nederlandse samenleving wordt vergroot
reactieve identiteit
65
degenen die het meest geworteld in de samenleving zijn ervaren het vaakst discriminatie en uitsluiting
integratie paradox
66
het hebben van een thuisgevoel en heeft hiermee een symbolisch accent
sense of belonging
67
veranderingen die op kunnen treden binnen groepen door middel van contact en interactie met anderen groepen
acculturatie
68
ontstaan interne veranderingen als gevolg van langdurig contact met een andere cultuur
individueel niveau
69
ontstaan veranderingen binnen groepen die deelnemen aan intercultureel contact
groepsniveau
70
nadruk ligt op identificatie met de meerderheid
assimilatie
71
men ziet zich voornamelijk in termen van de eigen etnische gemeenschap
separatie
72
mensen identificeren zich zowel met de eigen etnische groepering als met de meerderheidsgroepering
integratie
73
wanneer weinig mogelijkheid is voor, of interesse in, het behoud va de oorspronkelijke cultuur, en weinig interesse is in het hebben van relaties met anderen
marginalisatie
74
Je voelt je sociaal en emotioneel verbonden met anderen, zoals familie, vrienden of je gemeenschap.
attachment
75
Je denkt na over je toekomst en vindt het belangrijk om ergens naartoe te werken, zoals een opleiding of een carrière.
commitment
76
Je doet actief mee in de samenleving, bijvoorbeeld door naar school te gaan, te werken of vrijwilligerswerk te doen.
involvement
77
Je gelooft dat de regels en afspraken in de samenleving eerlijk en rechtvaardig zijn, en je respecteert die.
belief
78
is hoe iemand zich voelt en zichzelf ziet in relatie tot zijn etnische achtergrond. Als je een sterk gevoel van je etnische identiteit hebt, voel je je beter over jezelf, heb je een positievere houding naar andere groepen en heb je minder gedragsproblemen
etnische identiteit
79
Je hebt nog niet veel nagedacht over je etnische identiteit (diffusie = geen duidelijke identiteit, foreclosure = je hebt het idee van anderen overgenomen).
unexamined
80
Je gaat je identiteit onderzoeken en uitproberen.
search
81
Je hebt keuzes gemaakt en een sterk gevoel van je etnische identiteit ontwikkeld.
achieved
82
gaat over hoe jongeren zich verbinden met hun geloof.
religieuze identiteit
83
Je gelooft wel in de islam, maar leeft het niet echt uit.
unexamined-diffusie
84
Je volgt het geloof strikt, zonder veel ruimte voor andere interpretaties.
unexamined-foreclosure
85
Je onderzoekt en probeert verschillende aspecten van het geloof uit (de meeste jongeren zitten in deze fase).
search
86
Je hebt keuzes gemaakt en je hebt een duidelijke religieuze identiteit.
achieved
87
jongeren met een migratieachtergrond worden oververtegenwoordigd in alle stappen van de strafrechtketen, maar krijgen veel minder vaak een HALT-maatregel en komen in plaats daarvan vaker in een justitiële jeugdinrichting (JJI)
disproportionate minority contact (DMC)
88
het idee dat het strafrecht de hogere klasse bevoordeelt en de lagere klasse benadeelt
klassenjustitie