H6 De middeleeuwen Flashcards

Boek P.C. Oele

1
Q

Ontwikkeling van de kerk in de middeleeuwen

A

1) Ontwikkelde zich tot een krachtige eenheid.

2) Zij voelt zich geroepen om de ontwikkeling van de cultuur te reguleren volgens een christelijk patroon.

3) De kerk beheerst het gehele leven van de mens en van de maatschappij.

4) Het toekomende leven wordt belangrijker geacht dan het tijdelijke. ‘Memento mori’ gedenk te sterven.

5) Het denken komt in dienst van het geloof te staan: wat geloofd wordt moet ook door de rede bewezen kunnen worden.

6) Opkomst van de universiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de scholastiek in de filosofie?

A

De christelijke filosofie van de middeleeuwen noemt men de scholastiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Typische kenmerken van de scholastiek

A
  1. Legt nadruk op boekenkennis (wat hebben de klassieken geschreven?)
  2. Doet een beroep op autoriteiten (beroepen op uitspraken van Augustinus, Aristoteles enz. Dit wordt problematisch als de Bijbel niet meer het laatste woord heeft)
  3. Is streng deductief (stellingen worden in onderdelen uitgeplozen en afwijkende meningen worden weerlegd. Dit kan ontaarden in eindeloze spitsvondigheden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de verhouding tussen Theologie en Filosofie in de scholastiek?

A

Er is dus een scheiding tussen geloof en wetenschap.

Binnen de scholastiek is een onjuiste verhouding tussen theologie en filosofie te bespeuren. Theologie onderzoekt heilsgeheimen, doet een beroep op de Schrift. Het is een geloofswetenschap.

De filosofie steunt niet op het geloof maar op de menselijke rede. Vanuit het standpunt van de rede redeneert zij zodanig dat de mens de geloofswaarheden aanvaardt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is stond de mystieke stroming voor?

A

Mystiek (beoefend door Mystici) gaat minder uit van de scheiding tussen geloof en wetenschap. Aan het eind van de middeleeuwen gaat ze zich meer beroepen op een inwendig licht buiten de Schrift om. Hierdoor vervalt ze tot subjectivisme. (= stroming die stelt dat elke beleving of conceptualisering van de werkelijkheid strikt subjectief is)

De mystici willen de waarheid niet indenken, bewijzen en begripsmatig formuleren, maar schouwen, zien, ervaren, voelen en genieten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie was Anselmus?

A

Hij was een vertegenwoordiger van de vroege scholastiek (9e - 12e eeuw)

Anselmus (de aartsbisschop) van Canterbury, hij is van grote betekenis geweest.

Hij sluit nauw aan bij Augustinus. Stelt het denken in dienst van het geloof.

Meer Theoloog dan Filosoof.

Thema: ‘Ik geloof om te begrijpen’ (dus niet andersom) en ‘het geloof zoekt wetenschap’.

Typische uitspraak: ‘ik waag het niet, Heere, in Uw hoogheid door te dringen, want daartoe ontbreekt mij ten enenmale alle begrip. Ik verlang er echter naar, toch enigszins Uw waarheid te begrijpen, waarin ik vurig geloof en die ik met geheel mijn hart liefheb. Want ik tracht niet te begrijpen, opdat ik zal geloven, maar ik geloof, opdat ik zal begrijpen. Daarom ook is mijn vaste overtuiging, dat ik niet zal begrijpen tenzij ik geloof.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar gaat Anselmus mis met zijn opvattingen?

A

1) Vat taak van wetenschap op als bewijzen. Hij kent een te grote betekenis toe aan het wetenschappelijke bedrijf, de rede.

2) Een aantal te bewijzen objecten maakt hij te groot. Zo meent hij de leer van de Drie-eenheid verstandelijk aannemelijk te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe dacht Anselmus het Godsbestaan te kunnen bewijzen?

A

Anselmus meent het bestaan van God te kunnen bewijzen.

Hoe algemener, des te reëler:

Voor ieder mens is God groter dan gedacht kan worden > als God in het denken aanwezig is dan is er nog iets groters denkbaar > hij bestaat werkelijk.

Daarom is het onweerlegbaar dat God niet als niet-bestaand gedacht kan worden. Hij kan niet alleen in de geest aanwezig zijn, maar moet bestaan en groter zijn dan alles wat denkbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat stond de stroming van Realisme voor in de vroege scholastiek?

A

Willem van Champeaux: het soortbegrip is zelfstandig: een onderlaag die in de afzonderlijke exemplaren steeds een andere vorm aanneemt.

Bijv.: Paulus en Petrus zijn allebei mensen, met rede begaafd, sterfelijk maar ze hebben niet hetzelfde karakter en dezelfde aanleg.

Bestaat het begrip ‘boom’?
Realist: ja, de algemene begrippen die wij kennen zoals boom, mens, paard enz. zijn niet slechts namen, ze bestaan voor God. Ze bestaan zeker in de werkelijkheid al kunnen we ze op aarde niet vinden (ideeënleer Plato!).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat stond de stroming van Nominalisme voor in de vroege scholastiek?

A

Berengarius van Tours en Rosellus Compiègne: dingen staan niet met elkaar in verband. Soortbegrip is slechts een woord.

Voorbeeld om het duidelijk te maken!

Bestaat het begrip ‘boom’?
Realist: ja, de algemene begrippen die wij kennen zoals boom, mens, paard enz. zijn niet slechts namen, ze bestaan voor God. Ze bestaan zeker in de werkelijkheid al kunnen we ze op aarde niet vinden (ideeënleer Plato!).

Nominalist: nee, er zijn wel afzonderlijke boomsoorten bijvoorbeeld de appelboom, de perenboom enz. maar het begrip boom bestaat niet. Het woord is slechts een naam waar mensen zich van bedienen maar waarvan de inhoud nergens te vinden is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wie was Petrus Abaelardus?

A

Merkwaardig figuur in de vroege scholastiek. Maakt ruimte voor redelijke bewijsvoering zo ruim, dat voor geloof niets overblijft.

Gezindheidsethiek: nadruk op de intentie; Het
geweten van de mens bepaald wat goed of fout is, niet de Bijbel… de neiging tot het kwaad is geen zonde, de daad is zonde.

Veroordeeld door de kerk wegens dwalingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem drie kenmerken van de Mystici uit de Mystieke stroming in de vroege scholastiek

A
  1. Tegenover de strakke en dorre leer stelt zij het normale leven
  2. De subjectieve factor komt sterk op de voorgrond te staan, mystiek is een zaak van de enkeling
  3. De mystiek heeft een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de psychologie. Het oog wordt naar binnen geslagen. Het zielenleven wordt in beeld gebracht, de godsdienstige ervaringen van de omgang van de ziel met God worden beschreven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie was Bernhard van Clairveaux?

A

De scholastiek is slechts van belang voor zover zij het geloof bevordert en tot stichting dient.

Hij gaat in het spoor van Augustinus.

Christelijk, vervalt niet tot pantheïsme.

Christelijk leven is:
1. Bekering.
2. Geloof en liefde.
3. Geestelijke kennis van de waarheid (betrachting en aanschouwing)
4. Extase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waardoor wordt de bloeitijd van de scholastiek gekenmerkt? (1200-1350)

A

Deze periode wordt gekenmerkt door de herontdekking van alle werken van Aristoteles.

Er voltrekt zich in deze periode een proces van vernaturalisering van de filosofie: dit betekent dat men zonder en buiten de bijzondere openbaring om en alleen bij het licht van de natuurlijke rede het wezen en de oorsprong van de dingen onderzoekt.

Hierdoor wordt de theologie teruggedrongen.

Dit zorgt ervoor dat theologie en filosofie tegenover elkaar gaan staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Door welke groepen werd de scholastiek bevorderd in de middeleeuwen?

A

1) De Dominicanen (predikheren, bekering van ketters, aantal geleerden onder hen is groot!)
–> beïnvloed door Aristoteles!

2) De Franciscanen (principe van armoede, later ook onder hen geleerden van naam).
–> beïnvloed door Augustinus!

Beide orden wijden zich geheel aan de beoefening van theologie en filosofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wie was Albertus de Grote (bloeitijd scholastiek)

A

Hij is een Dominicaan.

Bij hem krijgen de theologie en de filosofie elk een aparte plaats. De filosofie doet dienst om voor de theologie de weg te banen. Zij is de voorloopster die de weg bereidt voor de theologie.

In theologische zaken volgt Albertus voor een groot deel Augustinus, maar in de filosofie is Aristoteles zijn leidsman.

Albertus houdt steeds voor ogen dat theologie en filosofie niet met elkaar in strijd mogen zijn. Daarom leest hij Aristoteles op christelijke wijze. Daarvoor leest hij anders dan wat Aristoteles heeft geschreven. Theologie en filosofie staan nu als zussen naast elkaar.

17
Q

Wie was Thomas van Aquino (bloeitijd scholatiek)

A

Hij is ook een Dominicaan.
Hij is een geniale denker.
Hij wordt door de Paus heilig verklaard.
Thomisme: officiële wijsbegeerte RK.
Geloof en wetenschap overlappen bij hem niet, maar raken elkaar op één punt.

18
Q

Wat leerde Thomas van aquino?

A

Geloof en wetenschap (filosofie) zijn twee cirkels die elkaar slechts op één punt raken.

Sommige gebieden hebben ze gemeen, zoals bijvoorbeeld de leer van God en de leer van de ziel. Op andere terreinen staan ze helemaal los van elkaar.

Bij Thomas krijgt de filosofie de status van een algemeen menselijke wetenschap. Ze is geen geloofswetenschap meer.

Er zijn nu dus twee wetenschappen: een geloofswetenschap en een natuurlijke wetenschap van de rede.

19
Q

Welk onderscheid maakte Thomas van Aquino m.b.t. het beeld van God?

A

Thomas maakt onderscheid tussen de mens in zijn zuivere natuurstaat en de mens die dat ‘extra’ heeft ontvangen waardoor hij in staat is boven de natuur uit te stijgen en op te klimmen tot de bovennatuurlijke bestemming.

Door de zondeval heeft de mens dat ‘extra’ verloren. Het natuurlijke licht van de rede is echter vrijwel behouden.

20
Q

Wat is er niet juist aan de leer van Thomas van Aquino, volgens de gereformeerde leer?

A

Het dualisme van filosofie en theologie is naar gereformeerde opvatting niet juist.

Het beeld van God hoort niet bij een bovennatuur, maar zij maakt deel uit van de menselijke natuur.

Evenals de theologie moet de filosofie rusten in het geloof. Als christelijke filosofie moet zij zich normeren aan de Heilige Schrift. Er is dan geen dualisme tussen geloof en weten, tussen theologie en filosofie, maar een zuivere harmonie.

21
Q

Wat leerde Thomas van Aquino m.b.t. de metafysica? (het wezen van de werkelijkheid en wat erachter zit)

A

Thomas heeft de belangrijkste metafysische begrippen voor een groot deel ontleend aan Aristoteles. Denk aan stof en vorm, potentie en act.

Thomas gaat nu deze terminologie toepassen op het Godsbegrip. In God is volgens hem alles gerealiseerd en tot volkomen voltooiing gekomen. In Hem is er geen aanleg of potentie die nog zou kunnen worden gerealiseerd.

22
Q

Wat leerde Thomas van Aquino m.b.t. het Godsbewijs?

A

Hij is het niet eens met Anselmus en het ontologisch Godsbewijs (het wezen achter de werkelijkheid). Thomas stelt 5 manieren om het Godsbestaan te bewijzen:

  1. Doordat alles in de wereld beweegt, moet er iets zijn als een eerste Beweger, die Zelf door niets bewogen wordt
  2. Er moet een eerst werkende Oorzaak zijn
  3. Er moet iets zijn wat uit en door zichzelf noodzakelijk is
  4. Er moet iets zijn, dat voor alle zijnden de oorzaak is, alsook de oorzaak van alle goed en volkomenheid
  5. Er moet een of andere intelligentie zijn, waardoor alle natuurlijke dingen gericht worden naar het einddoel. Deze intelligentie noemen we God.

Men kan dus weten dat er een God is, maar men kan niet weten wie Hij is.

Het bestaan van God is niet te bewijzen door onze kleinmenselijke en gebrekkige redenering.

23
Q

Wat leerde Thomas van Aquino m.b.t. de analogieleer?

A

Door een redelijke beschouwing van de natuur kan de mens tot bepaalde kennis van God komen.

Bijv.: het feit dat de mens goed is, is een heenwijzing naar de goedheid van God.

24
Q

Het wereldbeeld van Thomas van Aquino?

A

De kosmos is niet toevallig ontstaan maar is geschapen door een drie-enig God.

De aarde is het middelpunt van het heelal.

Er is een volmaakte hemelse sfeer en een onvolmaakte aardse sfeer.

25
Beschrijf de Individuele en sociale ethiek van Thomas van Aquino?
De staat is het middel, de kerk is het doel. Als norm voor het zedelijke leven noemt Thomas de rede van de mens, die een weerspiegeling is van de rede in God. Het gezin is de kiemcel waaruit de maatschappij is opgebouwd. De mens is geschapen voor het hiernamaals. De gemeenschap in de staat moet de voorbereiding zijn voor de gemeenschap in de kerk. De paus is de zon en de keizer de maan die het licht van de zon ontvangt.
26
Noem kenmerken van de late scholastiek (1300-1500)
Er ontstaat een volledige scheiding tussen wereldlijke filosofie en bovennatuurlijke filosofie die stamt uit het geloofsgoed. Aanzetten tot neutrale wetenschap zijn reeds aan te wijzen! Er is een terugkeer naar Augustinus te bespeuren.
27
Wie was Johannes Duns Scotus? (late scholastiek)
Een Franciscaan, geboren in Schotland
28
Wat leerde Johannes Duns Scotus inzake geloven en weten? (late scholastiek)
Stelt dat theologie en filosofie naast elkaar staan. Zij hebben elk een eigen object, een eigen uitgangspunt, een eigen waarheidsgebied en een eigen methode. Hij maakt ze nog niet los van elkaar maar geeft daar wel aanzetten toe. Filosofie wordt theoretisch en theologie wordt praktisch. Theologie wordt ethiek die richting geeft aan het menselijk handelen. Gevolg > wat waar is in de filosofie hoeft nog niet waar te zijn in de theologie.
29
Wat leerde Johannes Duns Scotus inzake primaat van de wil? (late scholastiek)
De grote vraag van deze tijd is: wat neemt nu de grootste plaats in het zielenleven in? Het intellect of de wil? Scotus stelt '' het primaat van de wil' Dus dat het intellect (leer Thomas van Aquino) niet de macht heeft om de wil te dirigeren. Het verstand kan wel verschillende mogelijkheden aan de wil voorleggen om een bepaald doel te bereiken, maar uiteindelijk is het de wil die beslist. Dit heeft belangrijke consequenties voor de Godsleer; alles wat God gebiedt is goed, omdat Hij dit als Soeverein geboden heeft.
30
Wie was Willem van Ockham? (late scholastiek)
Evenals Duns Scotus bestrijdt hij met zijn scherpe en kritische geest de scholastiek. Hij is meer een man van de afbraak dan van de opbouw.
31
Wat leerde Willem van Ockham? (late scholastiek)
1) Verzet zich tegen de grote zelfbewustheid van de Thomistische filosofie (die meende het bestaan van God en de onsterfelijkheid van de ziel te kunnen bewijzen.) 2)Hij wijst erop dat kleine beperkte mensen het bestaan van God niet kunnen bewijzen maar dat dit alleen door echt geloof te aanvaarden is. 3) Hij zoekt het wezen van God in de goddelijke wil.
32
Wat is 'het leerstuk van de dubbele waarheid', geleerd door Willem van Ockham? (late scholastiek)
Om te voorkomen dat de christelijke theologie verder beïnvloed wordt door het denken van Aristoteles, voert Ockham het leerstuk van de ‘dubbele waarheid’ in. Dit betekent dat iets waar kan zijn in de theologie, terwijl dit nog niet waar hoeft te zijn binnen de filosofie en omgekeerd.