H6 Geluk en H7 kwaliteit van leven meten Flashcards

1
Q

Ontstaan
gelukseconomie

A

In jaren 70 twijfel over zin v economische groei. Easterlin: materiële welvaart maakt niet gelukkig. Dit idee paste niet in de heersende economische theorie waarin nut wordt gelijkgesteld met krijgen wat je wil. Dit leidde tot veel vervolgonderzoek naar geluk rond andere thema’s in de economie (inkomensongelijkheid, inflatie, werkloosheid, zekerheid). Rond 2000 kwam daar de ‘happiness economics’ uit voort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken van de
gelukseconomie

A
  • Geluk: levensvoldoening is de algemene waardering van iemands leven als geheel.
  • Meting van geluk (meten van levensvoldoening)
  • Afnemers van kennis. Beleidsmakers zijn afnemers. Zij willen inschatten hoe politieke keuzes zullen uitpakken op het geluk van de burgers en wat het geluk van deze burgers vervolgens voor effect heeft op hun gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee
componenten van
geluk

A
  1. De cognitieve component (verstandelijke tevredenheid met het leven)
  2. De affectieve component (de gevoelsmatige balans van prettige en onprettige ervaringen. Geluk is hier een vorm van subjectief welbevinden die niet noodzakelijkerwijs hoeft te sporen met objectieve noties van welzijn, bv. arm maar wel gelukkig).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Positieve
geestelijke
gezondheid.

A

Ander begrip voor geluk. Vanuit de PP. Een combi van psychische eigenschappen die functioneel zijn in de huidige samenleving en een steeds grotere plaats krijgen in opvoeding, onderwijs en training, zoals:
- zelfkennis
- realistische zelfwaardering
- controle over eigen gedrag
- weten hoe de wereld in elkaar zit
- vermogen om relaties aan te gaan
- autonomie
- productiviteit.

Later werden nog meer positieve eigenschappen toegevoegd zoals in de classificatie van character strenghts. Levensvoldoening wordt soms wel en soms niet gezien als onderdeel van positieve geestelijke gezondheid. Als het niet wordt gezien als onderdeel van de geestelijke gezondheid wordt er vaak onderscheid gemaakt tussen
- eudaimonisch geluk (het geheel van psychologische deugden)
- hedonisch geluk (ervaren voldoening).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Inzichten uit
gelukseconomie

A
  • Verschil tussen verwachting en ervaren nut. In klassieke economie wordt nut gezien als datgene krijgen wat je wilt. Verwachtingen komen niet altijd uit, want we kunnen niet goed voorspellen hoe we ons zullen voelen als we hebben wat we willen. Het is nuttig om in kaart te brengen hoe mensen zich voelen na een bepaalde keuze.
  • Verschil tussen verlangens en behoeften. Aangeleerde verlangens (wants, preferences) sporen niet altijd met aangeboren behoeften (needs). Krijgen wat je wilt leidt niet altijd tot groter geluk: Het geeft wel enige cognitieve tevredenheid, maar geen affectieve tevredenheid. Daardoor draagt het weinig bij aan levensvoldoening.
  • Verlangens zijn relatief. Verlangens (wants) zijn nogal veranderlijk en passen zich aan aan de omstandigheden. Het moet onderzocht worden waar echt behoefte aan is om geluk te bevorderen (bv. salarisverhoging gaat gepaard met een stijging van het verlangde inkomensniveau, waardoor de inkomenstevredenheid gelijk blijft).
  • Er moet worden nagegaan waar iemand gelukkig van wordt. Bevordering van geluk wordt niet bewerkstelligd door aan alle verlangens tegemoet te komen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Economisch
geluksonderzoek

A
  • Lang aangenomen: economische groei leidt tot geluk maar economische groei blijkt niet altijd gepaard te gaan met een stijging van het gemiddelde geluk.
  • Economische groei maakt gelukkiger, maar het effect is in beperkte mate
  • Het effect van economische groei op geluk is sterker wanneer inkomensgroei gelijker verdeeld wordt, niet gepaard gaat met een afname in sociaal kapitaal en vertrouwen in een samenleving, en de kwaliteit van de overheid in een land hoog is.
  • Mensen met een hoger inkomen zijn doorgaans gelukkiger en inkomensstijgingen resulteren in een positieve verandering in iemands geluk.
  • Het verband tussen geld en geluk is niet lineair en er is sprake van een afnemend marginaal profijt: vanaf anderhalf modaal inkomen lijkt extra inkomen weinig verder bij te dragen aan geluk. Inkomensgroei heeft dus de grootste impact op het geluk van mensen die moeite hebben in hun basisbehoeften te voorzien.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Easterlingparadox

A

Er is een tegenstelling tussen enerzijds geen effect van groei van het nationaal inkomen op geluk en anderzijds een sterk effect van persoonlijk inkomen op geluk. Hoewel binnen de context van een land de rijkere mensen over het algemeen gelukkiger zijn dan de armere mensen, scoren rijkere landen niet per se hoger op geluk dan armere landen. Bovendien gaat een groeiende economie niet altijd gepaard met een even grote toename in het geluk van de bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hedonic treadmill

A

Hedonistische tredmolen, ook wel bekend als hedonistische aanpassing. Paradox op individueel niveau. Wanneer het individuele inkomen toereikend is om te voldoen aan bepaalde materiele behoeften, gaat toename in inkomen, hoe groot ook, slechts gepaard met een kleine toename in geluk. Meer nog, het gelukzalige gevoel dat gepaard gaat met bv het winnen van de loterij, maar van relatief korte duur is, 3 mnd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Adaptatie vs sociale
vergelijkingstheorie

A

Adaptietheorie: verhoging van inkomen verhoogt het geluk van mensen tijdelijk, maar na een tijd went men aan het hogere inkomen, waarna het geluk terugkeert naar het oorspronkelijke niveau.
Sociale vergelijkingstheorie: het relatieve inkomen is bepalend voor geluk. Niet het absolute inkomen. Dit komt omdat men het inkomen en de prestaties vergelijkt met anderen (de referentiegroep, bv. familie en vrienden). Een verhoging van het inkomen van de referentiegroep heeft een deprimerend effect op een individu, wat diens tevredenheid met het leven vermindert. Beleid: solidariteitsbelasting die proportioneel is aan inkomen, dat zal helpen voor levenstevredenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Besteding van
inkomen en geluk

A
  • Nog een reden dat geld relatief beperkt bijdraagt aan geluk is dat we het op de verkeerde manier uitgeven
  • Er is een verschil tussen verwacht geluk en ervaren geluk. We voorspellen vaak het nut van een bepaalde aankoop verkeerd.
  • Daarom is het belangrijk om na te gaan welke langetermijneffecten consumptiekeuzen hebben op geluk. 2 vragen die centraal staan:
    1. Hoeveel consumptie is optimaal voor geluk (geen eenduidig beeld)
    2. Welke soorten consumpties zijn het bevorderlijkst voor geluk
    Onderzoek: huiseigenaren zijn gelukkiger dan mensen die hun huis huren en mensen die een auto hebben zijn meestal gelukkiger dan mensen zonder auto. Maar een luxe auto draagt niet meer bij aan geluk (oorzaak: naar werk met de auto wordt veel hoger gewaardeerd dan met de OV).
  • Calvinistische consumptiestijl bevordert geluk het meest: heel veel luxe lijkt weinig bij te dragen aan geluk, terwijl er wel een positief verband is tussen geluk en sparen, liefdadigheid en geld uitgeven aan duurzame energie en onderwijs.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Werk en geluk

A
  • Werk draagt niet alleen bij aan geluk via inkomen, maar ook via zingeving, sociale status en het verkrijgen van sociale contacten
  • Verschillen in geluk tussen beroepen wordt bepaald door inkomen, inhoud van het werk, werk-privé balans en de mate van autonomie.
  • Zelfstandigen iets gelukkiger dan mensen in loondienst
  • Mensen die in publieke sector werken vaak iets gelukkiger dan mensen die in de private sector werken (kan ook zijn doordat gelukkige mensen zich meer aangetrokken voelen tot publieke zaken).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Werkloosheid en
geluk

A
  • Werklozen zijn een stuk ongelukkiger dan werkenden
  • Verschillen in geluk niet alleen door verschillen in inkomen, maar ook door identiteitsproblemen, stress en lagere zelfwaardering onder werklozen.
  • Hoe lang werkloos, hoe sterker effect op het geluksniveau en laat littekens achter (na herintreding moeilijk op oude niveau)
  • Als werkloosheid de sociale norm is heeft dit weinig effect op iemands sociale status en daardoor wordt werkloos zijn als minder erg ervaren.
  • Fenomeen ‘dissatisfied with life but having a good day’: werklozen zijn minder tevreden met hun leven als geheel, maar hun werkloosheid heeft weinig effect op de affectieve component van dagelijkse bezigheden. Het is dus een misvatting dat elke werkloze ongelukkig is. Voornamelijk de werklozen die laagopgeleid zijn, ongeschoold werk verrichten en in slechte financiële situatie verkeren die minder gelukkig zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociale relaties en
geluk

A
  • Relatie tussen geluk en levenskeuzen wordt steeds meer geanalyseerd: bijvoorbeeld de relaties tussen geluk en ouderschap, trouwen, woonomgeving en sociale relaties.
  • Schaduwprijzen: doordat deze studies zowel economische als niet-economische factoren meenemen die gerelateerd zijn aan geluk, is het mogelijk om een prijskaartje te hangen aan dingen in het leven die moeilijk in geld uit te drukken zijn (bv. verlies van inkomen en verlies van een dierbare in geld waardoor vergelijking mogelijk is).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Positieve effecten
van geluk + mechanisme

A

Mensen die gelukkiger zijn leven gezonder, zijn toleranter naar andere mening, gaan makkelijker sociale contacten aan, kunnen beter samenwerken en gemakkelijker werk vinden, zijn creatiever, productiever en presteren beter. Ze zijn loyaler en er is minder ziekteverzuim. 3 mechanismen die hieraan ten grondslag liggen:
1. Mensen zijn energieker als ze zich beter voelen
2. Mensen die zich beter voelen hebben meer zelfcontrole
3. Gelukkige mensen hebben op hun werk een positievere attitude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Broaden-and-built-
theorie

A

Beschrijft hoe mensen die zich beter voelen hun blikveld verbreden (liggen ook mechanismen van geluk aan ten grondslag). Mensen die zich beter voelen zijn nieuwsgieriger, staan open voor vernieuwing, nieuwe contacten, feedback, training enz. mensen die zich minder goed voelen hebben vaak een tunnelvisie gericht op dat ene probleem dat het negatieve gevoel veroorzaakt. Mensen die zich gelukkig voelen bouwen meer duurzame baten op (kennis, carrière, sociale contacten, betere gezondheid), wat dan weer zorgt voor meer geluk. Zo ontstaat een opwaartse spiraal. Groter geluk kan ook leiden tot hogere economische baten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gelukseconomie en
beleid

A

In de gelukseconomie wordt getracht beleid te informeren door te kijken:
1. Of het beleid bijdraagt aan geluk
2. Wat de gelukskosten zijn van bepaalde sociale problematieken Bijv:
ouderschapverlof heeft een positief effect op het geluk van jonge ouders. En onderzoekers vergeleken hoeveel geluk werkloosheid en inflatie kosten, en concluderen dat werkloosheid het geluk sterker drukt dan inflatie.

17
Q

Onder-
gewaardeerde
dimensies voor
beleid

A

Het blijkt dat een aantal dimensies die sterk samenhangen met geluk op de lange termijn door beleidsmakers worden ondergewaardeerd.
- Sociaal kapitaal: voor het ervaren van geluk is onderling vertrouwen tussen mensen en een kwalitatief goed sociaal netwerk, met voldoende sociaal steun, belangrijk.
- Mentale gezondheidszorg: hier meer in investeren en maatregelen nemen om ongezonde etens- en leefpatronen te doorbreken.

18
Q

Sturen op geluk

A

Vooraanstaande bestuurders en politici moeten zich sterk maken voor geluk. Geluk moet worden gemeten en gemonitord. Het is namelijk noodzakelijk om te weten:
1. Of er nog wel iets te bevorderen valt
2. Hoe geluk bevordert kan worden
3. Of specifieke interventies in beleid uiteindelijk ook leiden tot een groter
geluksgevoel en tot betere prestaties.
Op basis van geluksmetingen kunnen aandachtsgebieden voor beleid geïdentificeerd worden (werkloosheid, eenzaamheid, ouderenzorg, enz.). Belangrijk is wat voor soort beleid er gevoerd wordt en hoe dat beleid geïmplementeerd wordt. Een bottom-up benadering waarin burgers actief betrokken worden heeft de voorkeur. Het succes van het beleid kan getoetst worden aan de hand van toename van geluk.

19
Q

Objectieve vs
subjectieve zijde
kwaliteit van leven

A

Objectieve zijde: de leefomstandigheden zoals voldoende inkomen, goed onderwijs, huisvesting en zorg.
Subjectieve zijde: tevredenheid en geluk.

20
Q

Definitie kwaliteit
van leven.

A

De mate waarin mensen een goed of gewenst leven realiseren. Wat gewenst leven inhoudt is verschillend per mens en kan over tijd verschillen.

21
Q

Geschiedenis
kwaliteit van leven

A
  • Verbetering van de levenskwaliteit is de laatste decennia een doel van nationaal beleid geworden. In Nederland sinds 1973 met het Sociaal en Cultureel Planbureau.
  • Het economische welvaart denken heeft lange tijd het politieke debat gedomineerd. Dit perspectief heeft weinig aandacht voor persoonlijke waarden, houdingen en ervaringen van mensen, en voor wat beleid betekent voor hun persoonlijke leven.
  • ‘Mensenperspectief’ op kwaliteit van leven kenmerkt zich door niet alleen aandacht voor inkomensverschillen maar ook voor tevredenheid, plezier en zingeving.
  • De science of well-being: concepten, metingen en rekenmodellen voor het volgen, duiden en verklaren van de kwaliteit van leven van burgers op individueel, groeps-, lokaal en nationaal niveau. De PP is één van de onderzoeksgebieden
22
Q

5 benaderingen van
concept “kwaliteit
van leven”

A

Alle benadering beschouwen kwaliteit van leven als een breed, meerdimensionaal concept. Maar de focus van de benaderingen verschilt waardoor ze ook verschillende beleidsaanbevelingen hebben
1. Sociale indicatoren. Beschouwt kwaliteit van leven als de mate waarin mensen in fatsoenlijke omstandigheden leven en kijkt tevens naar wat zij hebben en doen.
2. Subjectief welbevinden. Ziet de kwaliteit van leven als de mate waarin mensen tevreden zijn met hun leven.
3. Capabilities. Benadrukt mogelijkheden om levensbehoeften en doelen te realiseren
4. De brede-gezondheidsbenadering ziet kwaliteit van leven als het vermogen om zich aan te passen en de regie te voeren dmv gezondheid, participatie en zingeving
5. De zingevingsbenadering. Een proces van verbindingen, duidingen, aspiraties en evaluaties die het leven begrijpelijk maken en er een doel en betekenis aan geven.

23
Q

Mate van kwaliteit
van leven

A

Het ervaren verschil tussen het gewenste leven en het feitelijke leven. Dit verschil is voor een deel uit te drukken in het subjectief welbevinden. Voor beleid is het relevant om overkoepelende uitkomstindicatoren te gebruiken, één voor objectieve en voor subjectieve leefsituatie. Daarnaast zijn specifiekere uitkomst-indicatoren mogelijk, zoals de objectieve situatie op bepaalde gebieden (woonsituatie maatschappelijke participatie, enz.) of specifieke onderdelen van subjectief welbevinden (zoals zingeving, autonomie of eenzaamheid). SCP meet sinds dit jaar zingeving, waardoor verschillende aspecten van flourishing gevolgd kunnen worden.

24
Q

Objectieve
leefsituatie meten

A

Wordt gemeten met de leefsituatie-index. Staan gegevens in over 8 maatschappelijke domeinen: gezondheid, woonsituatie, sociale en maatschappelijke participatie, sportbeoefening, levensstandaard, mobiliteit, sociaal-culturele vrijetijdsbesteding en vakantiegedrag. De gemiddelde leefsituatie in NL is vastgesteld op 100 (SD = 15).

25
Q

Twee indicatoren
van subjectieve
welbevinden

A
  1. Geluk: de directe vraag naar geluk meet het actuele gevoel (positieve/negatieve emoties). Het gemiddelde gelukscijfer van NL in 2019 was 7,1 (84% gelukkig).
  2. Tevredenheid: de indirecte vraag naar tevredenheid laat mensen een afweging maken van de positieve en negatieve kanten van het leven. Het leidt tot een meer afgewogen terugblik op het recente en het voorgaande. NL zijn met een rapportcijfer van 7,8 behoorlijk tevreden. Samenhang met de tevredenheid in het leven is groot.
26
Q

Ontwikkelingen in
de kwaliteit van
leven in Nederland

A
  • Ontwikkeling vanaf 1974: continue stijging van objectief welbevinden, in begin jaren 80 onderbroken door de oliecrisis. In die lange periode wel een paar keer trendbreuken.
  • Objectieve leefsituatie verbeterd in afgelopen 25 jaar. Van ouderen nog het meest. 65-plussers behoren tot groep met lage objectieve kwaliteit van leven maar wel groei.
  • Algemene gelukstrend subjectief welbevinden: licht positief maar nauwelijks meer
  • 65+: ook een licht stijgend patroon. Gemiddeld geluk van deze groep ligt hoger dan dat van de gehele bevolking van 18 jaar en ouder
27
Q

Conceptuele model
van
maatschappelijke,
sociale en
persoonsfactoren

A

Beschrijving van het geheel aan factoren dat een rol speelt bij kwaliteit van leven. Het model onderscheidt objectieve en subjectieve uitkomsten van kwaliteit van leven.
- Onderscheid tussen de objectieve leefsituatie en het subjectieve oordeel erover.
- Onderscheid tussen enerzijds de uiteindelijk bereikte leefsituatie en anderzijds de mogelijkheden die mensen hebben om hun leefsituatie te verbeteren (hulpbronnen: inkomen, opleiding, arbeidsmarktsituatie en de gezondheid van mensen). Daarnaast speelt het sociale netwerk waar iemand deel uitmaakt een rol en persoonsgebonden factoren en vaardigheden (zoals veerkracht, gevoel van controle).

28
Q

Verklaringsmodel
van objectieve en
subjectieve
kwaliteit van leven

A

De vaardigheid ‘ervaren regie over het eigen leven’ (locus of control) blijkt een significante invloed te hebben op zowel de objectieve als de subjectieve kwaliteit van leven. Ook zelfredzaamheid, zelfvertrouwen en veerkracht zijn getoetst maar locus of control blijkt de grootste invloed te hebben.

29
Q

Segmentatie-
analyse

A

Laat voor elke groep zien wat de belangrijkste determinant is voor objectieve leefsituatie en levenstevredenheid. Daaruit blijkt dat verschillen snel toenemen bij achterstand of voorspoed. Het verschil in levenstevredenheid tussen iemand met weinig of geen ervaren regie (rapportcijfer 6,2) en iemand met veel ervaren regie (8,4) is van 2,2 punten. Let op: 6 komt zeker niet neer op een voldoende, want mensen vinden het vaak lastig om hun eigen leven als onvoldoende te waarderen.

30
Q

Mensen met een
lage kwaliteit van
leven

A

Mensen die zowel objectief gezien minder goed af zijn als minder tevreden zijn over hun leven. Manieren waarop mensen met een lage KVL zich onderscheiden:
- Deze mensen zijn kwetsbaarder in hun hulpbronnen (onderwijs, inkomen, zorg)
- Meer dan de helft heeft een laag inkomen of is laagopgeleid
- Ze zijn ze vaker sociaal geïsoleerd en zeggen minder vaak te gaan stemmen.
- Meer dan de helft van hen geeft aan weinig regie te hebben over het eigen leven en ook geen kansen te ziet om vooruit te komen in het leven. Het gaat om meer dan 400.000 mensen van 18 jaar of ouder (2017).