H8 Socialistie Flashcards

1
Q

Wat zijn waarden?

A

Het zijn algemene, abstracte richtlijnen die uitdrukken wat in een samenleving als goed en waard wordt beschouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn normen?

A

Het zijn concrete gedragsregels. Ze geven aan hoe we ons moeten gedragen in bepaalde situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn formele normen?

A

Het zijn schriftelijke wetten. Wie deze niet volgt wordt bestraft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn informele normen?

A

Het zijn wetten die niet zijn vastgesteld, maar meeste mensen vinden dat ze hoe dan ook nageleefd moeten worden. Als iemand deze wetten niet volgt worden ze niet formeel gestraft, maar maatschappelijk bestraft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef een 2 voorbeelden van waarden en normen:

A

-solidariteit (waarde): sms sturen voor een goed doel (norm)
-rechtvaardigheid (waarde): betaalbare prijzen voor ziekenhuiskosten (norm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 5 kenmerken van een institutie?

A

1: Een institutie bepaalt de doelen van die institutie en de manier waarop ze gerealiseerd kunnen worden
2: Een institutie bepaalt wie wat doet en hoe de onderlinge verhoudingen tussen de leden van de institutie zijn
3: Doordat mensen de doelen op een voorgeschreven manier samen realiseren, ontstaan er netwerken tussen mensen die de kern van een groep uitmaken
4: Wie afwijkt van de regels wordt bestraft
5: Een institutie schept verwachtingen ten aanzien van de mensen met wie men samen doelen probeert te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Instituties zijn waardevol in een samenleving. Ze zorgen voor … en hebben een … op ons.

A

Stabiliteit
Bevrijdende invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Instituties kunnen ook een … inhouden.

A

Beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is enculturatie?

A

Het is de socialisatie van mensen binnen de maatschappij waarin ze geboren zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is acculturatie?

A

Er is sprake van cultuuroverdracht op mensen die al in een andere cultuur zijn gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is primaire socialisatie?

A

Dan worden de algemene gedragingen aangeleerd die eigen zijn aan een bepaalde cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wie heeft play- en game-stadium gemaakt?

A

George Herbert Mead

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er in de voorbereidende fase (fase 0)?

A

Het kind leert de eerste handelingen voornamelijk door imitatie. Ze gaan van het onbewust leren het gedrag van anderen uit hun omgeving nabootsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Play-stadium (fase 1)

Bewuste socialisatie begint pas rond de leeftijd van…

A

3 tot 5 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Play-stadium (fase 1)

Pas op die leeftijd gaan kinderen zich … met anderen en hun gedragingen overnemen

A

Identificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Game-stadium (fase 2)

Vanaf … speelt het kind … … en speelt het ook met … …

A

5 jaar
Meerdere rollen
Anderen samen

17
Q

Game-stadium (fase 2)

Wat moeten er eerst gebeuren voordat kinderen met een spel beginnen?

A

Er worden verschillende rollen besproken en verdeeld. Wie zich niet aan de vooraf bepaalde rol houdt, wordt uitgesloten.

18
Q

Game-stadium (fase 2)

Na het spelen van ontelbaar veel spelletjes in dit game-stadium heeft het kind niet alleen de spelregels leren aanvaarden, maar beschouwt het zo ook niet langer als opgelegd van buitenaf. Ze zijn
… … Het kind heeft ze …

A

Vanzelfsprekend geworden
Geïnternaliseerd

19
Q

Game-stadium (fase 2)

Ze worden niet alleen spelregels, maar bij uitbreiding ook…

A

De waarden en normen van de maatschappij een deel van de persoon

20
Q

Hersocialisatie

Wat is hersocialisatie/resocialisatie?

A

Bij dat proces probeert men iemands oude waarden, normen en overtuigingen te vervangen door nieuwe.

21
Q

Waar gebeurt hersocialisatie/resocialisatie het meest?

A

In totale instituties

22
Q

Kenmerken van totale instituties:

A

-Personen verblijven er continu. Dat betekent 24/7
-De institutie bevindt zich afgesloten van de buitenwereld
-Wonen, werken en vrije tijd zijn samengebracht op 1 plaats
-Mensen zijn altijd en overal onderworpen aan een strenge cultuur
-Er is een bijna voortdurende sociale controle

23
Q

Voorbeelden totale instituties:

A

Leger, gevangenis, psychiatrie, sekte, gesloten jeugdinstellingen,…