H9 Sociale structuur Flashcards

(15 cards)

1
Q

sociale structuur

A

Een vorm van georganiseerd samenleven, een verzameling van geordende relaties tussen leden van een sociale groep

Sociale structuur vormt de basis voor interacties binnen groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sociale positie

A

De plaats die iemand inneemt binnen een groep of samenleving

Sociale posities kunnen variëren afhankelijk van context en groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

positieset

A

Alle sociale posities die iemand op een gegeven moment inneemt

Dit kan bijvoorbeeld een student, werknemer of ouder zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sociale rol

A

De verwachtingen over de manier waarop iemand zijn sociale positie vervult

Rollen kunnen cultureel en contextueel bepaald zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rolgedrag

A

Het gedrag dat iemand op basis van zijn/haar/hen sociale positie en rol stelt

Rolgedrag kan variëren afhankelijk van de sociale context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rolmodel

A

Iemand waarmee men zich kan identificeren en kan nadoen bij het vervullen van een bepaalde rol

Rolmodellen zijn vaak invloedrijk in de ontwikkeling van rolgedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rolpartner

A

Een lid van een groep of samenleving waarmee je onderling verbonden bent.

Rolpartners kunnen steun bieden bij het vervullen van sociale rollen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociale controle

A

Controle van anderen waardoor iemand zich houdt of aanpast aan het verwachte gedrag van de groep of maatschappij.

Sociale controle kan zowel formeel als informeel zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

rolpatronen

A

Geheel van gedragingen die overeenkomen met de verwachtingen tegenover bepaalde sociale positie.

Rolpatronen helpen bij het handhaven van sociale orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

emancipatie

A

Strijd waarbij een bepaald rolpatroon wordt doorbroken en nieuwe rechten worden verworven.

Emancipatie is vaak gericht op gelijke behandeling en rechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

intern rolconflict

A

Een conflict/spanning tussen de verwachtingen gekoppeld aan 1 sociale positie.

Dit kan leiden tot stress en onzekerheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

extern rolconflict

A

Een conflict/spanning tussen de rolverwachtingen gekoppeld aan twee verschillende sociale posities.

Dit kan zich voordoen bij bijvoorbeeld werk en gezin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rolverwarring

A

Verwarring die ontstaat wanneer iemand niet weet hoe hij/zij/hen zich in een situatie moet gedragen omdat die het passende rolgedrag niet kan kiezen.

Rolverwarring kan leiden tot sociale isolatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociale status

A

De waardering van anderen voor iemands sociale positie.

Sociale status kan invloed hebben op kansen in het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sociaal aanzien

A

De erkenning die iemand krijgt voor het vervullen van een sociale rol.

Sociaal aanzien kan variëren per cultuur en context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly