Handboek Communcatie Flashcards

(72 cards)

1
Q

Accountability

A

Het nemen van verantwoordelijkheid voor het resultaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Redundantie

A

Overdaad aan communicatie, herhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Decoderen

A

Interpreteren van een boodschap door ontvanger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Encoderen

A

Omzetten van gedachten en gevoelens in een boodschap door zender

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Feedback

A

De reactie die ontvanger naar zender stuurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Framing

A

Overtuigen door informatie op een bepaalde manier te presenteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Communicatiemodaliteit

A

Onderscheidende communicatiewijze (bijv. Reclame, voorlichting etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Propaganda

A

Communicatie gericht op overtuigen van ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Agendasetting

A

Media bepalen waar je over denkt (maar niet wat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Public relations

A

Stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen organisatie en stakeholders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reclame

A

Informatie over producten, diensten en bedrijven via ingekochte media ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stimulus-respons

A

Theorie die ervan uitgaan dat de massa alles klakkeloos overneemt (ook wel injectienaaldtheorie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Terugkoppeling

A

Reactie van zender op feedback van ontvanger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Two step flow

A

Theorie die ervan uitgaat dat doelgroep wordt bereikt door opinieleiders en influencers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uses and gratifications

A

Theorie die ervan uitgaat dat ontvanger actief kiest welke boodschappen hij via welke media ontvangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorlichting

A

Bewust gegeven hulp bij besluitvorming met nadruk op belang ontvanger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Autoriteit

A

Persoon, organisatie of merk met gezag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Commitment

A

Actief ergens mee instemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Consistentie

A

Handelen in overeenstemming met eerdere uitingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Eenheid

A

Behoefte ergens bij te horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Nudging

A

Subtiele aanmoediging tot gewenst gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Schaarste

A

Beperkte verkrijgbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Sociale bewijskracht

A

Overtuiging door anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wederkerigheid

A

Iets terug (willen) doen voor iets wat je krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Associatieconcept
Verband leggen tussen merk en iets abstracts (bv. parfum)
26
Communicatiedoelgroep
Groep personen of organisaties waarop communicatie is gericht
27
Communicatiedoel
Effect dat men in een bepaalde periode bij een specifieke doelgroep wil bereiken op gebied van kennis, houding en gedrag
28
Communicatiestrategie
Keuzes welke boodschap met welke middelen waar en wanneer wordt gecommuniceerd
29
Concept
Creatief idee dat basis vormt voor communicatie
30
Effectconcept
Concept met focus op resultaat
31
Explicatieconcept
Concept waarbij product of dienst wordt uitgelegd
32
Intermediair
Tussenpersoon tussen zender en doelgroep
33
Marketingdoelgroep
Consumenten op wie communicatie zich richt
34
Nulmeting
Meting situatie voordat activiteiten plaatsvinden
35
Propositie
Belofte van merk of organisatie
36
Return on investment (ROI)
Terugverdiening investering
37
Selectieve perceptie
Vooral zien wat aansluit bij bestaande gevoelens en overtuigingen
38
Stakeholder
Een belanghebbende persoon of organisatie die invloed ondervindt van of kan uitoefenen op een organisatie
39
Taakstellende methode
Budget gebaseerd op gestelde doelen
40
Vergelijkingsconcept
Concept waarbij merk met ander merk wordt vergeleken
41
Beeldmerk
Symbolisch herkenningsteken van een organisatie
42
Branded identiteit
Dochterbedrijf met eigen identiteit en huisstijl
43
Corporate communicatie
Communicatie gericht op beeldvorming bij stakeholders
44
Endorsed identiteit
Eigen identiteit, maar moederbedrijf zichtbaar
45
Huisstijldrager
Objecten waarop huisstijl wordt toegepast
46
Huisstijlelementen
Basisonderdelen van huisstijl: naam/logo, kleurgebruik, typografie en beeld
47
Identity mix
Combinatie van gedrag, communicatie en symboliek die persoonlijkheid organisatie laten zien
48
Imago
Beeld dat stakeholders van de organisatie hebben
49
Kernwaarden
Waarden die richting geven aan gedrag van medewerkers en organisatie
50
Logo
Totaal van woord- en beeldmerk
51
Monolithische identiteit
Eén merk en huisstijl voor alle dochterbedrijven, producten en diensten
52
Merkwaarden
Extern gecommuniceerde waarden
53
Reputatie
Geheel van imago's bij verschillende stakeholders door de jaren heen
54
Reputatiemanagement
Doelgericht en systematisch werken aan de goede naam van een organisatie bij de stakeholders
55
Symboliek
Visuele identiteit
56
Woordmerk
Visuele naam van merk of organisatie
57
Afbreukrisico
De kans op reputatieschade
58
Arbeidsmarktcommunicatie
Werven en behouden personeel op basis van reputatie werkgever
59
Employee branding
Interne branding gericht op betrokkenheid medewerkers
60
Employer branding
Externe branding gericht op aantrekkelijk werkgeverschap
61
Issue
Oplaaiende kwestie van maatschappelijk belang met voor en tegenstanders
62
Lobbyen
Relatie opbouwen met stakeholders die invloed hebben op relevante ontwikkelingen
63
Issue monitoring
Systematisch in kaart brengen van relevante ontwikkelingen
64
Participatie
Processen waarbij organisatie interactie met stakeholders organiseert en faciliteert
65
Public affairs
Belangenbehartiging gericht op het beïnvloeden van besluitvormingsprocessen
66
Inclusie
Open, respectvolle cultuur
67
Diversiteit
Organisatie waarin mensen van elkaar verschillen (gender, leeftijd, cultuur etc.)
68
Management by objectives
Teams en medewerkers worden beoordeeld op behalen targets en geven zelf invulling hieraan.
69
Missie
Belangrijkste lange termijndoel van de organisatie
70
Visie
Kijk op maatschappij en betekenis van de organisatie daarin
71
Actievisie
Focus op maken en zenden van boodschappen
72
Interactievisie
Focus op (informele) communicatie tussen mensen