Hart+Medicatie+ziekte+holtes Flashcards

(80 cards)

1
Q

Linker kamer

A

Linker ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Slagader

A

Arteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kleine slagaders

A

Arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Haarvaten

A

Capillairen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Klein aders

A

Venae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aders

A

Venae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bovenste holle ader

A

Vena cava superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderste holle ader

A

Vena cava inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rechter boezem

A

Rechter atrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rechter kamer

A

Rechter ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Longslagader

A

Arteria pulmonalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hart

A

Cor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hartvlies (binnen, contact met bloed)

A

Endocard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hartspier (midden)

A

Mycocard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hartzakje (buitenste)

A

Pericard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Binnenste en buitenste vlies hartzakje

A

Epicard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

4 borst holtes

A

2 boezems en 2 kamers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

L boezem en kamer klep (tweeslippige klep)

A

Mitraal klep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

R boezem en kamer (drieslippige klep)

A

Tricuspidaalklep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

2+3slippige klep samen

A

Atrioventriculaire kleppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Tussenschot

A

Septum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Linker kamer en aorta klep

A

Aortaklep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Rechterkamer en longslagader klep

A

Pulmonalis klep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Onderste holle ader

A

Vena cava inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Kransslagader (hartspier voeding zuurstof)
Arteriae coronatiae
26
Kransader
Venae coronariae
27
Observatie van de ademhaling punten 4
Frequentie Diepte en gelijkmatigheid Ritme Geluid
28
Kussmaul ademhaling
Regelmatig, diepe adem. (Bewusteloos verhoogde bloedsuiker)
29
Cheyne-stokes-ademhaling
Onregelmatig, veel verschillende pauzes
30
Bovendruk
Slagader Systolische druk
31
Onderdruk
Ontspanningsfase Diastolische druk
32
Homeostase
Lichaamsfuncties in evenwicht houden. Het lichaam in staat om invloeden uit de omgeving die levensfunctjes verstoren te compenseren.
33
Decompensatie
Als de draaglast de draagkracht overtreft.
34
Risicovolle handelingen
Gezondheidsschade Deskundige en bekwaam personeel
35
Voorbehouden handelingen
Deskundige -artsen -tandartsen -verloskundige -physican assistans -verpleegkundige specialisten -klinisch technologen
36
Medicijngroepen
Circulatie Luchtwegen Spijsvertering Zenuwstelsel Hormonen Specifieke aandoening Overige
37
Hoe beweegt medicatie door het lichaam fase 1
Absorptie First-pass effect
38
Hoe beweegt medicatie door het lichaam fase 2
Distributie 1 bloed/serum 2 intercellulair (tussen) 3 intra (in)
39
Hoe medicatie door het lichaam loopt fase 3
Metabolisme
40
Hoe medicatie door het lichaam loopt fase 4
Eliminatie 1 nieren — urine 2 lever — ontlasting 3 huid — zweet 4 longen — adem
41
Acuut
Een plotseling begin van de ziekteverschijnselen. Vb -griep -migrene -hartinfarct
42
Pronomen
Vage verschijnselen, onduidelijk welke ziekte aanwezig is, maar het duidt wel op een dreigend gevaar.
43
Chronisch karakter
Langzaam en sluipend begin. De verschijnselen kunnen in de loop erger worden. Vb -dementie -copd -Parkinson
44
Complicatie
Tijdens een ziekte kan er een nieuw probleem ontstaan, waardoor het verloop van de ziekte verandert.
45
Prognose
Je kunt een voorzichtige voorspelling doen over het verdere verloop van de ziekte
46
Progressief
Soms neemt het aantal en de ernst van de ziekteverschijnselen toe.
47
Recidief
Wanneer een ziekte helemaal genezen is maar terugkeert
48
Infauste prognose
Behandelingen niet meer helpen.
49
Exacerbatie
Ziekteverschijnselen verergeren, en nemen weer of Vb Reuma
50
Remissie
Rustiger fase -> ziekte verdwijnt nooit, maar word minder.
51
Ziekte door uitwendige oorzaken
1.mechanisch oorzaken 2. Fysische oorzaken 3. Chemische oorzaken 4. Verkeerde voeding 5. Biologische oorzaken 6. Allergische oorzaken 7. Nieuwvorminge 8. Psychische oorzaken 9. Sociale oorzaken
52
Mechanisch oozaken
Op het lichaam inwerkende krachten bij een trauma leiden tot verwonding of letsel Vb Wonden Breuken
53
Fysische oorzaken
Schadelijke invloed op het lichaam van een natuurkundig verschijnsel zoals 1. Temperatuur 2. Geluid 3. Elektriciteit 4. Straling 5. Luchtdruk
54
Chemische oorzaken
1. Zware metalen 2. Alcohol en drugs 3. Vloeistoffen zoals schoonmaakmiddelen
55
Biologische oorzaken
Macro-organismen Micro-organismen
56
Macro-organismen
-Met blote oog waarneembaar - dierlijke ziekteverwekkers Zoals luizen, vlooien en teken
57
Micro-organismen
Alleen zichtbaar onder een microscoop 1. Dierlijke 2. Plantaardige 1. Bacteriën (grootste) 2. Schimmels + gisten 3. Virussen
58
Nieuwvormige
Neoplasie —> ontstaan van een gezwel (ontregelde celgroei)
59
Psychische oorzaken
Endogene oorzaak Exogene oorzaak
60
Endogene oorzaak Psychische
Vanuit aanleg of geringe geestelijke draagkracht. — vaak geen oorzaak te vinden.
61
Exogene oorzaak (Psychische stoornis)
Prikkel van buitenaf
62
Ziekte door inwendige oorzaken
1.Genetische oorzaken -> erfelijk 2. Prenatale oorzaken -> tijdens zwangerschap 3. Perinatale oorzaken -> Rond de geboorte
63
Lichaamsholte
1. Schedelholte en wervelkanaal 2. Borstholte 3. Buikholte
64
Schedelholte en wervelkanaal
- met elkaar in verbinding Ze bevatten het zenuwstelsel van het centrale zenuwstelsel. De wanden van de schedelholte en het wervelkanaal bestaat uit hard botweefsel: schedelbeenderen en wervels.
65
Borstholte
-Omgeven door de borstkast Ribben Borstbeen Spieren Wervels -onderkant Middenrif -de ruimte tussen de longen heet het mediastinum, daar ligt het hart, luchtpijp, slokdarm en de grote bloedvaten
66
Buikholte
Abdomen - buikspieren, bindweefsel en huid Middenrif Bekkenbodem
67
Vegatieve functies
Transport Voeding Uitscheiding Ademhaling Begrenzing -> ze werken allemaal ‘vanzelf’ -> zijn afgestemd op elkaar -> hormonale stelsel -> vegetatie zenuwstelsel
68
Regelingen door hormonen
Hormonen en hormoonklieren > werken langere tijd
69
Regeling door zenuwen
Kleine elektrische signalen, door impulsen worden de vegetatieve organen geactiveerd of geremd -> heel snel, maar duurt kort.
70
Vegetatieve sensoriek
De 2 regelende stelsels moeten goed geïnformeerd worden over wat er gebeurt -> zintuigcellen zorgen hiervoor (sensoren)
71
Animale functies
Interactie tussen jezelf en de wereld om je heen - gedrag -waarnemingen -beweging - voortplanting
72
Animale functies
Interactie tussen jezelf en de wereld om je heen - gedrag -waarnemingen -beweging - voortplanting
73
Bradycardie
<60
74
Bradycardie symptomen
- duizelig - vermoeiend - hartkloppingen - pijn op de borst - flauwvallen
75
Bradycardie oorzaken
- natuurlijke aanleg - hersentumor/bloeding - onderkoeling - trage schildklier
76
Tachycardie
> 100
77
Tachycardie symptomen
- flauwvallen - licht in het hoofd -hartkloppingen
78
Tachycardie oorzaken
-stress -bloedarmoede -hartfalen -zuurstof tekort hartspier
79
Boezemtachycardie
100 tot 200 hartslag
80
Ventrikeltachycardie
> 240 hartslag