Havo 3 begrippen 2 en 3 Flashcards

(39 cards)

1
Q

beurs

A

gebouw waar in aandelen wordt gehandeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beurskrach

A

sterke en snelle daling van de aandelenkoers op de beurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

consumptiemaatschappij

A

samenleving waarin veel consumptiegoederen worden verkocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

economische crisis (depressie)

A

lange tijd van economische achteruitgang en werkloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

interbellum

A

periode tussen de twee wereldoorlogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lopende band

A

productiesysteem waarbij werknemers werken aan voorbijkomende producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

subsidie

A

financiële steun van de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

indoctrineren

A

systematisch opdringen van ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fascisme

A

antidemocratische, gewelddadige, extreem nationalistisch en totalitaire politieke beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

krediet

A

lening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

keerpunt

A

belangerijke snelle verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

collectivistatie

A

samvoeging van privéboerderijen in gemeenschappelijke landbouwbedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kolchoz

A

groot landbouwbedrijf waarop boeren samenwerkten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

persoonsverheerlijking

A

uitbundig prijzen van een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

planeconomie

A

economie waarbij de overheid voorschrijft wat moet worden geproduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stalinisme

A

variant van het communisme met extreme onderdrukking en extreme verering van een politieke leider

11
Q

totalitair

A

als de overheid volledig heerst over de samenleving

12
Q

veteraan

13
Q

welzijn

A

als het goed gaat met iemand

14
Q

absolute meerderheid

A

meerderheid van meer dan de helft

15
Q

inflatie

A

waardevermindering van geld

16
Q

intimideren

17
Q

links

A

(in de politiek) vooruistrevend

18
Q

nationaalsocialisme

A

antidemocratisch, totalitair, gewelddadige, extreem nationalistische n racistische politieke beweging

19
nazi
afkorting van nationaalsocialist
20
oorlogsindustrie
industrie die wapen en andere militaire producten maakt
21
rechts
(in de politiek) conservatief, voor sterke leiders
22
regime
ondemocratische regering
23
appeasement
(verzoening) toegeven aan eisen om vrede te bewaren
24
agressief
aanvallend (agressie= aanval)
25
asmogendheden
Duistland, Italië, Japan en hun bondgenoten
26
Blitzkrieg
(bliksemoorlog) snelle aanval
27
capituleren
overgeven (capitulatie = overgave)
28
diplomatie
overleg tussen staten
29
invasie
vijandelijke aanval
30
atoombom
bom met grote vernietigingskracht
31
jappenkamp
Japans concentratiekamp
32
kamikaze
zelfmoordpiloot
33
seksslaaf
persoon die gedwongen word tot prostutie