HC. 11&12 fysiologie en homeostase Flashcards

1
Q

Wat is fysiologie?

A

Dit is het bestuderen en begrijpen van het normaal functionerende organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 2 vloeistof compartiment heeft het lichaam?

A

Extracellulair vloeistof en intracellulaire vloeistof. 60% van gewicht is water waarbij 1/3 ecv en 2/3 icv is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat de ECV?

A

het interstitium (weefselvloeistof en het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is homeostase?

A

Dit is de controle van de vitale parameter. Dit houdt de samenstelling van weefselvloeistoffen constant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is hierarchie?

A

Dit is wanneer 2 parameters met elkaar in strijd zijn. bv bij het sporten verhoogt temp en verlaagd de bloeddruk. Bloeddruk is belangrijker dus stoppen met zweten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschil tussen adaptatie en acclimatisatie?

A

Dit is allebei aanpassen aan omstandigheden. Adaptatie is kortdurend en acclimatisatie langdurend bv in de bergen leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke systemen sturen het lichaam aan?

A

De zenuwstelsel (willekeurig en onwillekeurig), de endocriene systeem(hormonen), zintuigen en sensoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar liggen de baroreceptoren voor bloedruksensoren in het lichaam?

A

aorta, carotis en nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke zenuwen bestaat het parasympatische deel?

A

cervicaal:3,7,9,10 en sacraal. Dit deel heeft in her hart alleen invloed in de boezems.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is katabolisme en anabolisme?

A

katabolisme is energie vrijmaken door het sympathische en anabolisme is opbouw van stoffen dat gebeurt in rust dus parasympatische.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke 3 manieren gebeurt chemische interactie?

A
  • autocrien: cel maakt ligand en reageert erop.
  • paracrien: cel maakt ligand en naburige cel reageert erop
  • endocrien: cel maakt ligand en geeft via bloedstroom af naar andere cel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten hormonen zijn er?

A

amines (hydrofiel), peptiden en proteine (hydrofiel), steriodhormonen (lipofiel) bv cortisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke 3 plekken bevinden zich de hormoonreceptoren?

A

mebraan, intracellulair en nucleair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe worden hormonen geproduceerd in de neurohypofyse (achterkwab)?

A

De hypothalamus produceert bv ADH en geeft via axon af en aan de bloedvat in de neurohypofyse. De neurohypofyse is van neurale oorsprong.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe worden hormonen geproduceerd in de adenohypofyse (voorkwab)?

A

De hypothalamus produceert een releasing hormoon en geeft af via het bloed naar voorkwab. Hierdoor maakt die een stimulating hormoon aan en geeft af aan bloed bv cortisol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt de glucose regulatie?

A

De beta-cellen van pancreas insuline aan om glucosegehalte te verlagen. De alfa-cellen maken glucagon aan om te verhogen.

17
Q

Op welke 3 manieren wordt secretie van hormonen geregeld?

A

neuraal (dmv zenuwen), chronotoop (secretie ritme dag) en feedback (aanwezigheid hormoon inhiberen andere hormoon)