HC 3 Gedragsverklaringstheorieën Flashcards

(31 cards)

1
Q

Voor- en nadelen van theorieën

A

Voor:

  • Interventies gericht op bevorderen van gedrag op basis van theorie effectiever dan interventies zonder theoretisch fundament
  • Theorie ondersteunt interventieontwikkeling
  • Theorie maakt evaluatie mogelijk van tussenliggende effecten van interventie

Na:

  • Zijn resultaat van interpretatie en generalisatie
  • Hebben hierdoor iets subjectiefs
  • Zijn vereenvoudigde weergaven van complexe werkelijkheid
  • Zijn nog volop in ontwikkeling
  • Zijn het onderwerp van vele discussies in de wetenschappelijke wereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gedragsverklaringstheorieën

A
Social Cognitive Theory
Beredeneerd Gedrag Model
Health Belief Model
Protection Motivation Theory
Zelf Determinatie Theorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Social Cognitive Theory, factoren

A

Bandura 1986

Persoonlijke factoren en omgevingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

SCT: persoonlijke factoren bestaat uit

A

Uitkomstverwachtingen

Eigen-effectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uitkomstverwachtingen, SCT

A

Het geanticipeerde effect van een gedraging: als ik gedrag X vertoon, dan zal dit resulteren in Y

Drie dimensies:

  • Fysiek
  • Sociaal
  • Zelf-evaluatief

2 soorten:

  • Situation outcome expectancies
  • Action outcome expectancies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Situation outcome expectancies

A

verwachtingen over uitkomsten in de social en fysieke omgeving (geen sprake van persoonlijke actie of gedragsverandering): door mijn huidige gedrag X heb ik een grotere kans op aandoening Y.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Action outcome expectancies

A

Verwachtingen over uitkomsten van persoonlijke acties of gedragsverandering: door mijn gedrag X te veranderen verlaag ik mijn risico op aandoening Y.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eigen-effectiviteit, SCT

A

Vertrouwen dat je hebt dat je het gedrag kan uitvoeren

Drie dimensies:

  • Magnitude
  • Sterkte
  • Algemeenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Magnitude, eigen-effectiviteit

A

Inschatting van moeilijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sterkte, eigen-effectiviteit

A

Mate van vertrouwen in uitvoeren gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Algemeenheid, eigen-effectiviteit

A

Gedrag in verschillende situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omgevingsfactoren, SCT

A

Sociale en fysieke condities waarbinnen persoon functioneert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beredeneerd Gedrag Model, factoren

A
Ajzen 2006
Attitude
Ervaren norm
Waargenomen gedragscontrole
--> Intentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Attitude, BGM

A

Balans tussen negatieve en positieve overtuiging die iemand heeft: vind ik gedrag X positief of negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ervaren norm, BGM

A

Voorspeller van intentie: subjectief, descriptief

Wat denken anderen van gedrag X

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waargenomen gedragscontrole, BGM

A

Kan je gedrag X uitvoeren (self-efficacy)

17
Q

Protectie Motivatie Theorie

A

Afweging/balans tussen maladaptief respons en adaptieve respons

of

Intrinsieke en extrinsieke beloningen en respons-effectiviteit + eigen-effectiviteit

of

Inschatting dreiging en inschatting coping-strategieën

18
Q

Maladaptief respons

A

Slecht aangepast gedrag, vertonen van gedrag niet goed voor gezondheid

Determinanten van risicovolle gedrag

19
Q

Adaptieve respons

A

Juiste aanpassing gedrag, gedrag gericht op bescherming eigen gezondheid

Determinanten van gezonde gedrag

20
Q

Inschatting dreiging

A

Je maakt inschatting van dreiging door afweging te maken van de beloningen (intrinsieke en extrinsieke) en de ernst en kwetsbaarheid van het risicovolle gedrag

21
Q

Inschatting coping-strategieën

A

Je maakt inschatting van coping-strategieën door afweging te maken van respons effectiviteit + eigen-effectiviteit en respons kosten van het gezonde gedrag

22
Q

Health Belief Model

A

Hochbaum, Rosenstock, Kegles, 1950

Gedrag wordt bepaald tussen afweging van risicoperceptie en gedragsevaluatie

23
Q

Risicoperceptie, HBF

A

Afweging die je maakt tussen waargenomen vatbaarheid en waargenomen ernst

24
Q

Gedragsevaluatie, HBF

A

Afweging tussen waargenomen voordelen en waargenomen barrières

25
Cues to action, HBF
Duwtjes in de rug, invloeden uit omgeving die aanzetten tot overgaan op gedrag
26
Zelf determinatie theorie
Relatie tussen motivatie en gedrag te bepalen met invloed van factor - intrinsieke motivatie - extrinsieke motivatie - A motivatie
27
Vier dimensies van extrinsieke motivatie
- geïntegreerde regulatie - geïdentificeerde regulatie - geïntroduceerde regulatie - externe regulatie
28
Geïntegreerde regulatie
Reden om gedrag uit te voeren is geïntegreerd, is een gewoonte geworden
29
Geïdentificeerde regulatie
Identificeerd met je gedrag, past bij je persoonlijke waarden
30
Geïntroecteerde regulatie
Koppel je je eigen waarde bij het gedrag. Je beweegt omdat je je trots kan voelen
31
Externe regulatie
Gemotiveerd om gedrag uit te voeren vanwege beloning/bekrachtiging