HC. 4 en 6

Question 1

Wat zijn de klinische symptomen van ontsteking?

Answer 1

rood, warm, pijn, zwelling en functieverlies

Question 2

Wat is de definitie van een ontstekingsreactie?

Answer 2

reactie van gevasculariseerd weefsel op beschadiging met als doel het elimineren van het schadelijke agens en het in gang zetten van het herstel van schade

Question 3

Wat zijn oorzaken van een ontstekingsreactie?

Answer 3

infectie, weefselnecrose, immunologisch en genetische afwijkingen

Question 4

Wat gebeurt er bij onherstelbare schade?

Answer 4

necrose of apoptose

Question 5

Wat is het gevolg van necrose?

Answer 5

veroorzaakt ontstekingsreacties doordat cel uit elkaar valt, dit geeft verwijding van de vaten, vertraging bloedstroom en uittreden eiwitten en ontstekingscellen

Question 6

Wat is exudaat?

Answer 6

vaten zijn lek en eiwitten en vocht lekken weg

Question 7

Wat is transsudaat?

Answer 7

alleen vochtuittreding uit de vaten

Question 8

Waaruit bestaat de cellulaire reactie bij een ontsteking?

Answer 8

adhesie van leukocyten aan endotheelmembraan.
transmigratie
chemotaxis; leukocyt migreert van plek van veel ontstekingsmediatoren naar plek van weinig ontstekingsmediatoren

Question 9

Welke soorten ontstekingsmediatoren zijn er?

Answer 9

pro-inflammatoir
anti-inflammatoir

Question 10

Waar bevinden ontstekingsmediatoren zich?

Answer 10

in ontstekingscellen opgeslagen of in voorfase in lever gemaakt en in bloed aanwezig

Question 11

Waarom werken corticosteroiden zo goed?

Answer 11

remt fosfolipases zodat arachidonzuur niet wordt gemaakt, waardoor de pathway van ontstekingsmediatoren geheel wordt geremd

Question 12

Wat zijn systemische, positieve effecten van ontstekingmediatoren?

Answer 12

koorts, aanmaak ontstekingscellen en leukocytproductie

Question 13

Wat zijn systemische, negatieve effecten van ontstekingsmediatoren?

Answer 13

lagere output hart, sepsis, insuline resistentie

Question 14

Welke 2 macrofagen zijn er?

Answer 14

M1; pro-inflammatoir
M2; anti-inflammatoir en pro-herstel

Question 15

Welke 2 soorten herstel zijn er?

Answer 15

in oorspronkelijke vorm
bindweefsel

Question 16

Waarvan hangt de soort herstel vanaf?

Answer 16

hoeveelheid stamcellen, proliferatie activiteit weefsel en mate beschadiging ECM

Question 17

Waar vindt de positieve selectie van T-cellen plaats?

Answer 17

in de cortex

Question 18

Hoe werkt de positieve selectie van T-cellen?

Answer 18

checken of er een goede affiniteit is voor lichaamseigen HLA wat door corticale thymus epitheelcellen wordt aangeboden

Question 19

Waar vindt negatieve selectie van T-cellen plaats?

Answer 19

in de medulla

Question 20

Hoe werkt de negatieve selectie van T-cellen?

Answer 20

checken of er een te hoge affiniteit is voor lichaamseigen peptiden wat leidt tot apoptose. AIRE brengt alle weefselspecifieke antigenen tot expressie

Question 21

Wat gebeurt er als een autoreactieve T-cel toch in de periferie komt?

Answer 21

regulatoire T-cel kan deze onderdrukken

Question 22

Wat is het gevolg van een AIRE defect?

Answer 22

auto-immuun polyglandulair syndroom

Question 23

Wat is het gevolg van APC aan CD4+ en CD8+?

Answer 23

CD4+ en CD8+ activeren en differentiëren tot effectorcellen en geheugencellen

Question 24

Welke CD4+ typen zijn er?

Answer 24

Th1
Th2
Th17
Tfh
Treg

Question 25

Wat is de functie van Th1?

Answer 25

macrofaagactivatie, (regulatie humorale immuniteit)

Question 26

Wat is de functie van Th2?

Answer 26

regulatie humorale immuniteit

Question 27

Wat is de functie van Th17?

Answer 27

regulatie ontsteking

Question 28

Wat is de functie van Tfh?

Answer 28

differentiatie B-lymfocyten

Question 29

Wat is de functie van Treg?

Answer 29

reguleren andere lymfocyten

Question 30

Wat is het gevolg van pathologie in de Th1?

Answer 30

inflammatie

Question 31

Wat is het gevolg van pathologie in de Th2?

Answer 31

allergie

Question 32

Wat is het gevolg van pathologie in de Th17?

Answer 32

inflammatie, auto-immuunziekte

Question 33

Wat is het gevolg van pathologie in de Treg?

Answer 33

auto-immuniteit

Question 34

Welke co-inhibitie bestaat voor CD4+?

Answer 34

CD80/86 bindt aan CTLA-4 of PD-L1 bindt aan PD1

Question 35

Wat is checkpoint inhibitie?

Answer 35

er ontstaat geen remmend signaal voor de CD4+ cellen en T-cellen blijven zo actief en kunnen beter een tumor opruimen

Question 36

Wat zijn de kenmerken van de TCRgamma,delta+ T-cellen?

Answer 36

specifieke herkenning, snellere respons en geen MHC nodig tussen innate en adaptief in

Question 37

Wat zijn de vdelta2+ cellen?

Answer 37

in het bloed herkenning fosfo-antigenen en productie inflammatoire cytokinen

Question 38

Wat zijn de vdelta1+ cellen?

Answer 38

in weefsels herkenning stress-geïnduceerde MHC-achtige moleculen