HC1 - Functionele Spiermorfologie

Question 1

Oorzaken van dwangstanden —> Primair

Answer 1

Neurologische oorzaak en verstoorde balans in mate van activiteit van agonist en antagonist (overactieve rekreflex)

Question 2

Oorzaken van dwangstanden —> Secundair

Answer 2

Afwijkingen in de ontwikkeling van spieren, gewrichten en bindweefsel

Question 3

Spier

Answer 3

Spierbuik, gaat over in de pees

Question 4

Spier-pees-complex

Answer 4

Het geheel, de functionele unit

Question 5

Een spier bestaat uit vele verschillende spiervezels. Hoe zijn deze geordend?

Answer 5

Deze liggen parallel geordend (dwarsgestreept)

Question 6

Spierbuik

Answer 6

Fasicles, omgeven door het epimysium

Question 7

(Spier)fasicle

Answer 7

Groep spiervezels, omgeven door het perimysiom

Question 8

Spiervezels

Answer 8

Bevinden zich myofibrillen, omgeven door endomysiom

Question 9

Myofibrillen

Answer 9

Eiwitten voor contractie

Question 10

Dwarsgestreept spierweefsel

Answer 10

Donkere en lichte banden met een koker collageen (op echo).

Question 11

Sacrolemma

Answer 11

Het celmembraan van de spiervezel

Question 12

Sacroplasma

Answer 12

Het cytoplasma van de spiervezel (binneste)

Question 13

Sacroplasmatisch reticulum

Answer 13

Het endoplasmatisch reticulum van de spiervezel; eiwitten aanmaken en uitscheiden en calciumopslag voor contractie

Question 14

Sacromeer

Answer 14

Kleinste contractiele unit van een myofibril

Question 15

A-band (anisotropisch)

Answer 15

Op een echo zijn donkere en lichte banden te zien. Bij de donkere banden is overlap tussen actine en myosine.

Question 16

I-band (isotropisch)

Answer 16

Op een echo zijn donkere en lichte banden te zien. Bij de lichte banden is er geen overlap tussen actine en myosine.

Question 17

M-lijn

Answer 17

Verbindingsplaats tussen de myosines

Question 18

H-zone

Answer 18

Cross-bridge vrije zone, hier kunnen geen crossbridges gevormd worden.

Question 19

Acetylcholine

Answer 19

Zorgt voor depolarisatie van het membraan, waardoor de actiepotentiaal via de T-tubuli de diepte van de spier in kan. Deze switch in lading zorgt ook voor het vrijmaken van calcium uit het SR (sacroplasmatisch reticulum). Calcium bindt zich aan de bindingsplaatsen van actine, tropomyosine klapt om en er kan een crossbridge gevormd worden.

Question 20

Lmao

Answer 20

Lengte van spierbuik, actief gemeten op sacromeer optimum

Question 21

Lsps

Answer 21

Lengte van sacromeer, passief gemten op sacromeer slack.

Question 22

Fam

Answer 22

Kracht van vezel, actief gemeten op sacromeer maximum.

Question 23

Lsas

Answer 23

Op kortst, de kracht begint op te bouwen (slack) —> 0.55 * Lsao

Question 24

Lsao

Answer 24

Optimum, maximale kracht (plateau), 2.6 micrometer

Question 25

Lsam

Answer 25

Maximale lengte, er kan geen actieve kracht meer gegenereerd worden —> 1.55 * Lsao

Question 26

Parallel

Answer 26

Interactie tussen actine en myosine bepaalt de lengte-krachtrelatie. Op het optimum is het maximaal aantal crossbridges gemaakt, de corssbridges liggen parallel: de kracht telt op.

Question 27

Lengtebereik

Answer 27

Verschil tussen optimum en slack

Question 28

Fmao

Answer 28

Optimale spierkacht. Kracht van spier, actief gemeten op sacromeer optimum.

Question 29

Determinanten van lengte-krachteigenschappen van een spier

Answer 29

1) Lengte van de spiervezels 2) Fysiologische dwarsdoorsnede 3) Ordening van de spiervezels 4) Effecten van pennatie 5) Lengte en elastische eigenschappen van de pees

Question 30

Spierarchitectuur

Answer 30

Orientatie van spiervezels t.o.v. de lengterichting van de spier

Question 31

Pennate spieren (gevederd)

Answer 31

Gemaakt op kracht te leveren

Question 32

Aponeurose

Answer 32

La * cos(beta)

Question 33

Spiervezel

Answer 33

Lf * cos(alfa)

Question 34

Fma

Answer 34

Kracht van de spier = Ffa * cos(alpha + beta) / cos(beta) —> De totale kracht van de vezels is dus altijd groter dan wat er op de botuiteinden komt

Question 35

Ffa

Answer 35

Kracht van de vezels

Question 36

Parallele spier

Answer 36

Voor lengte en snel verkorten

Question 37

Pennate spier

Answer 37

Voor kracht, ondanks dat niet alle kracht wordt overgedragen op de botuiteinden

Question 38

Ballontheorie van spiercontractie

Answer 38

Het volume van spieren blijft constant tijdens spiercontracties —> Het gevolg van constantheid van spiervezelvolume bij verkorting van spiervezels is dat hoek gamma toeneemt bij verkorting van de spier. Ofwel: de orientatie t.o.v. de aanhechting moet veranderen om dezelfde aanhechting op de aponeurose te behouden. Addicitonele verkorting leidt tot een ‘bulge’ van de spierbuik.

Question 39

Consequenties van pennatie voor het lengtebereik van krachtleverantie

Answer 39

1) Spierkracht is lager dan de geleverde kracht van de vezels tezamen. 2) Verkorting van de spiervezels is minder dan de verkorting van de spier.