HC.1: Inleiding microbiologie en infectieziekten Flashcards

(14 cards)

1
Q

Organisaties en personen betrokken bij infectieziekten

A

Huisarts
GGD
2e/3e lijn: afhankelijk van ziektebeeld
- Medisch specialist eigen vakgebied
- Internist- / kinderarts-infectioloog
In overleg met arts-microbioloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functie arts-microbioloog

A

Ondersteuning van artsen en overige hulpverleners/ medewerkers op gebied van infectieziekten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Typen veroorzakers van infectieziekten

A

Bacteriën
Virussen
Gisten/schimmels
Parasieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken bacteriën

A

Prokaryoten
Eencelligen
Dubbelstrengs, circulair DNA
Vaak ook plasmidaal DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bacteriële infecties

A

Streptokokken → faryngitis
Pneumokokken → pneumonie
Lues
E. coli → urineweginfectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerken virussen

A

Voor vermeerdering afhankelijk van gastheercellen
Alleen DNA of alleen RNA
Enkelstrengs of dubbelstrengs
Omgeven door eiwitmantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Virale infecties

A

Bovenste luchtweginfectie
Rubella (rode hond)
Hepatitis
Covid-19

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerken gisten/schimmels

A

Eukaryoten
Unicellulair: gisten
Vertakkende draden: schimmels
Velen dimorf
Voortplanting door sporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken parasieten

A

Eukaryoten
Parasitaire levenswijze
Voor ontwikkeling geheel of ten dele afhankelijk van gastheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Parasitaire infecties

A

Malaria
Hoofdluis
Wormen
Vliegenlarven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer spreek je van een infectie

A

Schade of veranderde fysiologie door interactie gastheer en micro-organisme
Klinisch / subklinisch
Pathogenese = Keten van gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Factoren pathogenese

A

Besmettingsroute
Gastheer
- Genetische achtergrond
- Immuunstatus
Micro-organisme
- Virulentie
- Pathogeniciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Virulentie

A

Vermogen van een micro-organisme om schade/ziekte te veroorzaken. Vaak uitgedrukt in aantal micro-organismen dat nodig is om ziekte te veroorzaken. Virulentie wordt bepaald door virulentiefactoren:
- Eigenschappen waarmee een micro-organisme de verdedigingsmechanismen van de gastheer kan ontlopen of teniet doen
- Voorbeelden: adhesinen, toxinen, kapsel van bacterie of gist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pathogeniciteit

A

Vermogen van micro-organisme om schade/ziekte te veroorzaken (absoluut)
- Primaire pathogenen: Bij besmetting regelmatig ziekteverschijnselen
- Opportunistische pathogenen: Ziekte bij verminderde weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly