HC.5 en PD.2 en VO.1 Flashcards

Bewustzijnsverlies en het geheugen (28 cards)

1
Q

Op welke 3 aspecten let je bij bewustzijn?

A
  • attentie-niveau: reactie op prikkels van buitenaf
  • inhoud: ervaren van het zelf en omgeving
  • reflectie op het eigen zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe beoordeel je een patiënt met een verlaagd bewustzijn?

A
  • bewustzijnsniveau
  • lokalisatie
  • vermoedelijke oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het neurologisch onderzoek bij de bewusteloze patiënt?

A
  • Glascow coma score
  • hersenzenuwen: pupilreacties, corneareflex en oogbolmotoriek
  • extremiteiten: lateralisatie, reflexen en tonus
  • meningeale prikkeling
  • fundoscopie: papiloedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke onderdelen bevat de E in de Glascow coma score?

A
  1. geen reactie op pijn
  2. openen op pijnprikkel
  3. openen op aanspreken
  4. spontaan open
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke onderdelen bevat de M in de Glascow coma score?

A
  1. geen reactie op pijn
  2. strekken op pijnprikkel
  3. pathologisch buigen op pijnprikkel
  4. buigen op pijnprikkel
  5. lokaliseren
  6. opdrachten uitvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke onderdelen bevat de V in de Glascow coma score?

A
  1. geen reactie
  2. geluid
  3. woorden
  4. zinnen
  5. adequaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de mogelijke lokalisatie van een gedaald bewustzijn?

A
  • hersenstam laesie
  • bilaterale thalamuslaesie
  • diffuse laesie van de cortex of subcortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een coma?

A
  • geen interactie met omgeving
  • geen lokalisatie dus M4 of minder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het niet-responsief waaksyndroom?

A
  • reactie op pijnprikkel
  • geen contact
  • problemen in cortex niet in de hersenstam
  • slik- en grijpreflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is akinetic mutism?

A
  • alerte indruk
  • voeren geen opdrachten uit en spreken niet
  • geen coma
  • laesie door hydrocephalus of laag frontale bloedingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het locked-in syndroom?

A
  • alleen verticale oogbewegingen
  • volledig bewust
  • geen coma
  • laesie in de pons
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de minimally conscious state?

A
  • ja/nee respons
  • uitvoeren simpele commando’s
  • relevant gedrag zoals huilen/lachen/visual fixation
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het ascenderend reticulair activatie systeem(ARAS)?

A

in hersenstam, verbonden met thalamus en cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is hersendood?

A
  • het volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen, inclusief hersenstam en ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn voorwaarden voor hersendood?

A
  • geen sederende medicatie actief
  • E1M1V1/Vt
  • hersenstamreflexen afwezig
  • geen spontane ademhaling, geen hoestreflex –> EEG of CTA
  • apnoetest positief: pCO2>50 mmHg en afwezige ademexcursies
  • verklaring van neuroloog –> voor bekende oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de hersenstamreflexen?

A
  • corneareflex
  • pupilreactie
  • oculocephaal reflex: hoofd van links naar rechts
  • oculovestibulaire reflex: ijswatertest
17
Q

Wat valt er onder het decleratief geheugen?

A
  • feiten(temporaal)
  • episodisch(temporaal)
18
Q

Wat valt er onder het niet-decleratief geheugen?

A
  • procedureel(striatum)
  • priming(neocortex)
  • associatief
19
Q

Welke onderverdeling kun je maken bij het associatief geheugen?

A
  • skeletspier in het cerebellum
  • emotioneel in de amygdala
20
Q

Waar ligt het decleratief geheugen?

21
Q

Wat is anterograde amnesie?

A

geen nieuwe herinneringen kunnen aanmaken

22
Q

Welke soorten geheugen passeert een stukje informatie?

A
  • immediate geheugen: 1 sec
  • werkgeheugen: 1 sec-min
  • intermediate geheugen: min-uren
  • lange termijn geheugen: dagen
  • remote geheugen: weken, maanden en jaren
23
Q

Welk geheugen bevindt zich in de prefrontale schors?

A

immediate geheugen

24
Q

Welk geheugen bevindt zich in de hippocampus?

A

werkgeheugen, intermediate geheugen en lange termijn geheugen

25
Welk geheugen bevindt zich in de cortex?
remote geheugen
26
Welke stappen moeten er gezet worden om info op te slaan in het geheugen?
- aquisitie - encoding; eiwitmodificatie - consolidatie; eiwitsynthese
27
Wat is lange termijn potentiatie?
- beide cellen gaan vuren bij informatieaanbieding en calcium gaat de cel in - CAMk2 zorgt ervoor dat kortdurend calcium signaal in langdurend signaal wordt omgezet dmv autofosforylatie - Hierdoor is er eiwitmodificatie wat zorgt voor extra AMPA-R - hierdoor zal er meer natrium deze cel inkomen wanneer dezelfde informatie weer wordt aangeboden - synaptisch contact is versterkt
28
Hoe kun je iets leren/onthouden?
- aandacht hebben voor iets - interesse - emotionele gebeurtenis