HC.6: Fysiologie van de ademhaling

Question 1

Epneu

Answer 1

Regelmatig patroon van in- en uitademen, aangepast aan de zuurstofbehoefte

Question 2

Dyspneu

Answer 2

Benauwdhuid

Question 3

Apneu

Answer 3

Ademstilstand

Question 4

Apneusis

Answer 4

Lange diepe inademing, korte uitademing

Question 5

Luchtpomp mechanisme

Answer 5

Buitenlucht komt in de long door een actief mechanisme dat berust op het genereren van drukverschillen d.m.v. volumeveranderingen
Tijdens de inademing zetten de longen uit. Hierdoor ontstaat een drukverschil, waardoor lucht de longen inkomt. Tijdens de uitademing neemt het volume in de longen af. Hierdoor stroom lucht de longen uit

Question 6

Oppervlak voor gasuitwisseling

Answer 6

Per vertakking / generatie neemt het oppervlakte toe en de snelheid af

Question 7

Partiële druk

Answer 7

Hoeveelheid gas dat is opgelost in een vloeistof en de oplosbaarheid van dit gas

Question 8

Partiële druk CO2 vs. O2

Answer 8

CO2 is beter oplosbaar in bloed, waardoor veel moleculen kunnen verspreiden, ondanks de lage concentratie verschil
O2 is minder goed oplosbaar in bloed, waardoor er een groter concentratie verschil nodig is

Question 9

Hemoglobine

Answer 9

O2 bindt aan hemoglobine, waardoor het makkelijker het bloed in komt

Question 10

Invloed van zwaartekracht

Answer 10

Bij rechtop lopen: onderin de longen meer moleculen dus de alveoli in de apex zijn minder effectief

Question 11

Vasodilatie

Answer 11

Lucht stroom sneller dan het bloed dus pO2 stijgt

Question 12

Vasoconstrictie

Answer 12

Lucht stroom langzamer dan het bloed dus pCO2 daalt

Question 13

Evenwichtsreactie

Answer 13

H2O + CO2 <–> H2CO3 <–> H + HCO3

Question 14

Centrale regulatie ademhaling

Answer 14

Ademhalingsdiepte
Ademhalingsfrequentie
Dit gebeurt gedeeltelijk reflexmatig en gedeeltelijk willekeurig

Question 15

Soorten sensoren

Answer 15

Perifere chemosensoren
Centrale chemosensoren in de hersenstam
Mechanoreceptoren in de longen en luchtwegen
Spierspoeltjes in de tussenribspieren

Question 16

Perifere chemosensoren

Answer 16

Aortaboog
- afferenten via de nervus vagus
- snel, met name O2
Arteria carotis communis
- afferenten via de nervus glossopharyngeus

Question 17

Centrale chemosensoren in de hersenstam

Answer 17

Langzaam, met name O2

Question 18

Mechanoreceptoren in de longen en luchtwegen

Answer 18

Afferenten via de nervus vagus

Question 19

Centrale verwerking in de medulla

Answer 19

Ademhalingscentrum in de medulla regelt het ritme van de ademhaling

Question 20

Celgroepen in de medulla

Answer 20

• Dorsal respiratory group (DRG): inspiratie
• Ventral respiratory group (VRG): inspiratie en expiratie
  Zijn verantwoordelijk voor ritmogenese