Herhaling 2 VWO Flashcards
(10 cards)
1
Q
persoonvorm
A
het werkwoord in de zin dat kan veranderen van tijd of getal.
2
Q
zinsdelen
A
een groepje woorden of een woord die bij elkaar horen.
3
Q
gezegde
A
alle werkwoorden in de zin.
4
Q
onderwerp
A
wie/wat doet iets.
5
Q
lijdend voorwerp
A
de persoon die iets overkomt of het voorwerp dat iets ondergaat.
6
Q
meewerkend voorwerp
A
geeft aan voor wie iets bestemd is.
7
Q
bijwoordelijke bepaling
A
de zinsdelen die na alle stappen van ontleden overblijven.
8
Q
wederkerende werkwoorden
A
werkwoorden waarbij je altijd een persoon laat terugkeren in de zin.
9
Q
nevenschikking
A
twee hoofdzinnen.
10
Q
A