Herhaling 4e Flashcards
(33 cards)
1
Q
het abonnement
A
L’abbonnement
2
Q
L’appli(cation)
A
De app
3
Q
De atletiek
A
L’athlétisme
4
Q
De fuif/ het feestje
A
La boum
5
Q
De tennisbaan
A
Le court de tennis
6
Q
De beklimming
A
L’escalade
7
Q
Het kampvuur
A
Le feu de camp
8
Q
De klimmer
A
Le grimpeur
9
Q
De gelegenheid
A
L’occasion
10
Q
Het publiek
A
Le public
11
Q
De wandeltocht/ de trektocht
A
La randonnée
12
Q
De rust
A
Le repos
13
Q
De sociale media
A
Les réseaux sociaux
14
Q
De rugzak
A
Le sac à dos
15
Q
De chat
A
Le tchat
16
Q
Leuk / grappig
A
Amusant(e)
17
Q
Verslaan
A
Battre
18
Q
(Zich) verwonden
A
(Se) blessed
19
Q
Bewegen
A
Bouger
20
Q
In de tent slapen
A
Dormir sous la tente
21
Q
(Met z’n vieren) zijn
A
Être (quatre)
22
Q
Een passie hebben voor
A
Être passionné(e) de
23
Q
Klimmen
A
Grimper
24
Q
Joggen
A
Jogger
25
Zijn tent opzetten
Monter sa tente
26
Repeteren
Répéter
27
Zich abonneren (op)
S’abonner (à)
28
Zwemmen
se baigner
29
Uitgaan (in een discotheek)
Sortir (en boîte)
30
Chatten
Tchatter
31
A l’aide de
Met behulp van
32
Ter gelegenheid van
À l’occasoin de
33
Dicht bij
À proximité de
