Herkansing Flashcards

(106 cards)

1
Q

Bij sommige leukemieën worden translocaties gevonden als alle genen intact blijven en geen DNA verloren gaat.
Hoe kunnen dergelijke translocaties bijdragen aan het ontwikkelen van leukemie?

A

Een gen komt onder de controle van enhancers van een ander gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Taxanen worden ingezet om verschillende soorten solide tumoren te bestrijden.
Waarop berust het werkingsmechanisme van taxanen?

A

remming van tubuline polymerisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de rol van cathepsine bij tumorprogressie?

A

het bevordert afbraak van de matrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe wordt de effectiviteit van adjuvante behandeling bepaald?

A

ziektevrije overleving en totale overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Om de ernst van symptomen te beoordelen, wordt gebruik gemaakt van meetinstrumenten.
Wat is het verschil tussen een VAS en een NRS?

A
  • bij een VAS, visueel analoge schaal, zet de patiënt een markering op een lijn van 10 cm
  • bij een NRS, de numerieke rating schaal, geeft een patiënt een numerieke score op een 0-10 schaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een ‘hallmark of cancer’ is deregulering van de energievoorziening.
Welk verschijnsel komt vaak voor in tumoren?

A

de tumor krijgt zijn energie uit glycolyse en niet uit oxidatieve fosforylering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vraag over bestralen van cellen voorafgaand aan de mitose, met dat plaatje met allemaal paarse chromosomen en stukjes chromosomen:

A
  • G1 fase
  • er zijn typische chromosoom-type afwijkingen aanwezig. het effect is in beide chromatiden. er zijn naast de chromosoom-type afwijkingen geen chromatide-type afwijkingen te zien. dus kan de bestraling ook niet hebben plaatsgevonden tijdens de S-fase.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In de moleculaire diagnostiek van leukemieën kan men gebruik maken van next generation sequencing technieken om oncogene mutaties in
eiwitten te vinden. Hoewel het mogelijk is om het complete genoom te sequencen, beperkt men zich vaak tot de exonen van de genen
(whole exome sequencing of WES).
Noem twee redenen waarom voor WES gekozen wordt.

A
  • de exonen bevatten het coderende deel van het genoom, hierin zijn de oncogene mutaties aanwezig
  • het ‘exoom’ beslaat maar 1,5% van het genoom. met WGS gebruik je dus 98,5% van de data niet
  • met WES kun je daarom dieper sequencen waardoor je ook oncogene mutaties die niet in alle cellen voorkomen kan detecteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het MLL gen is vaak betrokken bij leukemische transformaties waarbij nieuwe MLL fusie-eiwitten ontstaan. Er zijn vele MLL fusie-partners
bekend, niettemin is gebleken dat de meeste MLL fusie-eiwitten via hetzelfde epigenetische mechanisme de abnormale celgroei bevorderen.
Noem twee belangrijke aspecten van dit mechanisme.

A
  • MLL fusie-eiwitten hebben het SET domein verloren
  • MLL fusie-eiwitten kunnen geen H3K4 methylering meer uitvoeren
  • MLL fusie-eiwitten worden nog steeds gerecruteerd naar hun normale target genen
  • MLL fusie-eiwitten gaan een interactie aan met histon-methylase DOT1L
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je bent klinisch geneticus en krijgt een vrouw van 22 jaar op je spreekuur. Zij vertelt dat een tante van haar vaders kant een erfelijke vorm
van borstkanker heeft, die veroorzaakt wordt door een mutatie in het BRCA2 gen. Zij is bang dat zij ook draagster is van dezelfde erfelijke
afwijking.
Hoe groot is de kans dat zij inderdaad draagster is?

A

1/4
want 50% kans dat de vader drager is en dan nog eens 50% kans dat zij draagster is, dus 1/2 keer 1/2 is 1/4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit waarom in geval van een aangetoond Lynch syndroom screening op kanker van de
urinewegen niet wordt geadviseerd.

A

lage frequentie, geen goede screeningsmethode/vroegdiagnostiek, geen bewezen effect op kanker gerelateerde sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een patiënt verschijnt op de polikliniek met een afwijkend bloedbeeld. Moleculair onderzoek wijst uit dat er bij deze patiënt sprake is van een
mutatie in een groeifactor receptor, die leidt tot de aanmaak van mutant receptor eiwit MPL-W515L.
Bij welke combinatie van ziektebeelden komt deze mutatie voor?

A

essentiële trombocytose (ET)
en
primaire myelofibrose (PMF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de volgorde van gebeurtenissen die ten gevolge van de MPL-W515L mutatie spontaan worden geactiveerd?

A

1 dimeer vorming van de receptor ketens
2 activering van de JAK kinase eiwitten
3 fosforylering van de receptor ketens
4 binding van signaaleiwitten met een SH2 domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het signaaleiwit RAS wordt geactiveerd door groeifactoren. Mutaties in het RAS gen spelen een belangrijke rol bij de ongecontroleerde
groei van kanker. Door die mutaties kan het RAS eiwit niet worden geïnactiveerd.
Verantwoordelijke processesen of activiteiten in normale cellen kunnen zijn:
1. vervanging van GDP door GTP
2. chemische omzetting van GTP naar GDP
3. de GTPase activiteit van RAS
Welk(e) proces(sen) of activiteit(en) is/zijn in normale cellen verantwoordelijk voor de activatie van het RAS eiwit?

A

alleen 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mutaties in clonale hematopoiese komen ook vaak voor bij AML, maar veroorzaken als geïsoleerde mutaties geen AML.
mutaties in clonale hematopoiese hebben voorspellende waarde voor het risico op het ontstaan van AML.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

chemische adducten die de dubbele helix verstoren kunnen worden gerepareerd door:

A

NER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

chemische adducten die de dubbele helix niet verstoren, kunnen worden gerepareerd met:

A

BER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

intrastreng crosslinks kunnen worden gerepareerd door:

A

NER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

interstreng crosslinks kunnen worden gerepareerd door:

A

HR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

enkelstrengs DNA breuken, kunnen worden gerepareerd door:

A

BER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

dubbelstrengs DNA breuken, kunnen worden gerepareerd door:

A

NHEJ en HR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe ontstaat een Replication Error (RER) fenotype?

A
  • Replicatie slippage op dinucleotide repeats in microsatellites
  • die worden niet door Mismatch Repair gerepareerd
  • dat leidt tot heterogeniteit in microsatelliet lengte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

chronotherapie:

A
  • medicijnen worden toegediend op het moment van de dag waarop gezonde weefsels het minst gevoelig zijn (voor toxiciteit). tumor weefsel is op ieder moment van de dag even gevoelig
  • minder bijwerkingen, en mogelijk efficiëntiere werking medicijnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

In normale cellen en onder normale omstandigheid is de hoeveelheid P53 eiwit laag.
Door welke proces/mechanisme wordt dit bereikt?

A

MDM2 bindt aan p53 eiwit en zorgt voor snelle afbraak van p53 eiwit (door die proteasomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
In welke volgorde worden deze stappen uitgevoerd bij massaspectrometrie?
1 isolatie van het onbekende eiwit met behulp van SDS-PAGE 2 digestie met behulp van trypsine 3 bepaling van de massa van de peptiden 4 vergelijking van de massa’s van de peptiden met die van peptiden van bekende eiwitten
26
Tumorcellen kunnen er tamelijk onherkenbaar uitzien ten opzichte van de cellen van herkomst (= het weefsel waaruit de tumor afkomstig is). 1. Hoe noemt men dit fenomeen van verlies van overeenkomst? 2. welke twee verklaringen kun je bedenken voor dit fenomeen?
1. transdifferentiatie 2. Er kunnen zogenaamde “embryonale resten” van notochord zijn achtergebleven. Er zitten stamcellen in tumoren die meerdere kanten op kunnen differentiëren.
27
Welke techniek (naast de routine HE-kleuring) gebruikt men in de pathologie diagnostiek om micrometastases aan te tonen in te onderzoeken lymfeklieren?
immunohistochemie
28
Naar welke twee lymfekliergroepen kan een mammatumor metastaseren?
axillair en inframammair
29
Voordat tumorcellen van de mamma toegang verkrijgen tot de bloedsomloop, komen ze eerst terecht in een ‘laatste lymfeklierstation’. Hoe noemen we dit lymfklierstation?
supraclaviculair
30
Noem drie organen die behoren tot de belangrijkste doelwitten bij haematogene verspreiding van een mammacarcinoom?
hersenen, lever, skelet
31
1. Noem twee redenen wanneer een echo abdomen kan worden gebruikt in de oncologie bij follow up. 2. Noem één reden wanneer dat niet verstandig is.
1. Wel : Testiscarcinoom :zoeken naar pathologische klieren (para-aortaal/iliacaal), levermetastasen. Niertumor : zoeken naar pathologische klieren (para-aortaal/iliacaal), nieren voor recidief. Levercirrose : op zoek naar hepatocellulair carcinoom. Eventueel bij screening op levermetastasen (bijvoorbeeld bij een oogmelanoom). 2. Niet: Als de patiënt een hoge/gestegen tumor marker heeft of klachten zeer verdacht voor tumor recidief. Liever niet bij hele obese/dikke mensen is het soms lastig om alles goed in beeld te krijgen.
32
Bij neoadjuvante setting; resectabele ziekte Bij inductie setting; irresectabele ziekte
33
predictieve waarde:
voorspelt de kans op succes of falen van een behandeling
34
prognostische waarde:
voorspelt iets over de prognose van de patiënt
35
een maligne tumor vertoont meestal niet alle hallmarks of cancer.
36
het aantal kankerdiagnoses is in de afgelopen 30 jaar nagenoeg verdubbeld in Nederland. wat is de meest belangrijke verklaring voor deze verdubbeling?
demografische veranderingen (zoals vergrijzing)
37
door dubbelstrengs breuken in het DNA, kunnen de volgende afwijkingen ontstaan:
- Translocatie - Micronucleus
38
door een pyrimidine dimeer, kan de volgende afwijking ontstaan:
- Puntmutatie
39
door verlies van het p53 gen, kunnen de volgende afwijkingen ontstaan:
- Verminderde apoptose - Defect in een celcyclus checkpoint
40
Wat is het gevolg van een MDM2 genamplificatie in een tumor op de regulatie van p53 en de reactie op DNA-beschadigende chemotherapie?
- genamplificatie zorgt voor verhoogde MDM2 eiwit concentratie - waardoor geen vrije of lage concentratie p53 aanwezig is in de kern - waardoor p21 en BAX niet tot expressie komen - en apoptose niet plaats vindt
41
Welke twee structuren zijn belangrijk om epitheelcellen aan elkaar te kitten (=zo aan elkaar binden dat moleculen niet tussen de cellen door kunnen lekken)?
desmosomen en adherent junctions
42
welk eiwit speelt een belangrijke rol in cel-cel verbinding van epitheelcellen?
e-cadherine
43
welk molecuul verschaft intracellulaire stevigheid aan epitheelcellen?
actine
44
Welke combinatie van onderzoeken zijn sluitend (Ja) of niet sluitend (Nee) om onderscheid te kunnen maken tussen CML en ET?
- analyse van de bloedsamenstelling en bepaling van de hematocriet: nee - bepaling van het aantal bloedplaatjes en palpatie van de milt: nee - moleculaire detectie van DNA mutaties en chromosoom onderzoek: ja - morfologisch onderzoek van beenmerg en bloed: nee - morfologisch onderzoek en immunodiagnostiek van beenmerg en bloed: nee
45
mutaties die o.a. voorkomen bij ET (essentiële trombocytose):
- JAK2 - CALR - MPL
46
vrijwel alle patiënten met Polycytemia Vera (te veel rode bloedcellen) hebben de mutatie V617F en ook in het JAK2 gen. daardoor wordt het mutanteiwit JAK2-V617F aangemaakt. wat is waar over dat mutant eiwit JAK2-V617F?
- de activiteit van het pseudokinase domain (JH2) van JAK2 is verlaagd - de activiteit van het kinase domain (JH1) van JAK2 is verhoogd
47
de JAK2-V617F mutatie heft de remmende werking van het JH2 comein op de kinaseactiviteit van het JH1 op.
48
RAS:
- als RAS uit staat, zit er GDP aan vast, dit is een nucleotide waar twee fosfaten aan zitten - als GDP wordt vervangen door GTP dan ondergaat het RAS-eiwit een verandering, waardoor het actief wordt - GAP = GTPase activating protein - GEF zorgt ervoor dat GDP wordt uitgewisseld voor GTP, waardoor het RAS eiwit geactiveerd wordt - verhoogde GTPase activiteit van RAS zorgt er voor dat RAS zichzelf juist uitzet - alle mutaties die in RAS worden gevonden, zorgen ervoor dat GAP niet meer kan binden aan RAS, hierdoor wordt het RAS niet uitgezet
49
polycythemia vera wordt alleen veroorzaakt door JAK2 mutaties. bij primaire myelofibrose en essentiële trombocytose worden naast JAK2 ook CALR en MPL mutaties gevonden.
50
Noem twee argumenten waarom het belangrijk is om een goede interpretatie van de morfologie van hematopoietische cellen te kunnen geven.
- hiermee kunnen differentiatielijnen en rijpingsstadium van hematopoietische cellen worden bepaald - bij ophoping van cellen met een specifieke morfologie in bloed en/of beenmerg is dit een indicatie van het type aandoening/leukemie - het type leukemie is bepalend voor de behandeling en de prognose van de patiënt
51
welke chromatide condities horen bij een gen dat is uitgeschakeld?
- histon acetylering - DNA de-methylering - Euchromatine
52
Globaal genoom nucleotide excisieherstel (GG-NER) maakt gebruik van meer dan 30 eiwitten en bestaat uit 6 stappen. wat is die volgorde?
- herkenning DNA beschadiging door XPC/RAD23B complex - ontwinden DNA door helicase activiteit XPD en XPB - aanbrengen enkelstrengs DNA breuk door ERCC1/XPF complex - excisie enkelstrengs DNA fragment met DNA beschadiging door XPG - DNA synthese - ligatie
53
Elk van de onderstaande weefsels hebben een meest voorkomend carcinoom (‘favoriete tumor’). Voor welke weefsels zijn dat adenocarcinomen?
endocervix en mamma
54
via welke twee structuren kunnen tumorcellen uit een lymfeklier komen?
efferente vaten en venules
55
uitzaaiingen van bronchuscarcinomen manifesteren zich meestal het eerste in lymfeklieren. wat is hierbij het frequentst aangedane station?
- mediastinale lymfeklieren
56
hoe heet een metastase die zich manifesteert in een onverwachte klier?
skipmetastase
57
een metastase kan ook tussen twee lymfeklierstation of lymfeklieren in gaan uitgroeien in een lymfebaan. hoe heet dat fenomeen?
in transit metastase
58
lymfebanen komen ook uit in lichaamsholtes. hoe heet een dergelijke uitzaaiingspatroon?
transcoelomische metastasering
59
welke twee rollen hebben matrix metalloproteinases bij tumorprogressie?
maakt groeifactoren vrij breekt onoplosbare componenten af
60
circulerende tumorcellen kunnen geëlimineerd worden uit de circulatie. welke cellen zijn hiervoor verantwoordelijk?
immuun cellen
61
Migratie door de bloedbaan en vervolgens uitgroei tot een metastase wordt gekenmerkt door een fenomeen dat alle veranderingen weergeeft. Hoe noemen we dit fenomeen?
MET
62
Fragmenten van tumorcellen kunnen ook ‘meeliften’ met bloedcellen. Welke bloedcellen zijn dit?
bloedplaatjes/trombocyten
63
N stadium coloncarcinoom:
- N0: geen metastasen in de lymfeklieren - N1: uitzaaiingen in maximaal 3 lymfeklieren - N2: uitzaaiingen in meer dan 3 lymfeklieren
64
Bij een patiënt met het familiaire polyposis coli (FAP) syndroom kan de dikke darm duizenden poliepen bevatten. Wat voor soort poliepen zijn dit?
neoplastische poliepen
65
Geef van elk van onderstaande gebeurtenissen aan of deze geacht wordt vroeg (V), laat (L) of niet relevant (NR) te zijn voor de sporadische colontumorigenese.
- APC-gen verlies: vroeg - P53 inactivatie: laat - K-RAS inactivatie: niet relevant - MSH2 inactivatie: vroeg
66
palliatieve chirurgie kan uitgevoerd worden als metastasen resectabel zijn.
67
Multimodale therapie is de combinatie van medicamenteuze therapie, chirurgische resectie en andere lokale behandelingen.
68
wat wordt bedoeld met de therapeutische index van systemisch toe te dienen anti kankermiddelen?
het verschil tussen de dosis die nodig is voor een therapeutisch effect en de dosis waarna toxische effecten kunnen worden verwacht.
69
bijwerkingen van chemotherapie op traag delende weefsels zijn vaak irreversibel.
70
wanneer spreekt men van indirecte DNA-schade door radiotherapie?
bij schade aan het DNA door vrije radicalen
71
waarom is hoge LET-straling bij gelijke energie effectiever dan lage LET-straling?
bij een hoge LET zijn er veel meer ionisaties langs het spoor van een ioniserend deeltje
72
de lineaire versneller die toegepast wordt bij de behandeling met radiotherapie, heeft niet de donutvorm zoals de CT-scan, maar heeft een C-vorm.
73
een kneefix, een zwart hulpmiddel wat onder de knieën ligt van een patiënt tijdens planning CT en behandeling met radiotherapie, is puur voor comfort, niet voor positionering.
74
aspecten die specifiek zijn voor palliatieve zorg:
- stadium van de ziekte - kwaliteit van leven belangrijkste uitgangspunt - multi-dimensionele behandeling - gericht op zowel patiënt als naasten - acceptatie van de dood als normaal proces - wens van de patiënt centraal - inclusief rouwbegeleiding
75
het gesprek over het reanimatiebeleid is een onderdeel van Advance Care Planning (ACP).
76
Stages of change model:
- Pre-contemplatie: iemand is zich nog niet bewust van het ongezonde gedrag. patiënt is niet gemotiveerd om gedrag aan te passen. de belangrijkste stap in deze fase is om het gedrag wat iemand vertoont verder uit te vragen, om hier een goed beeld van te krijgen. - Contemplatie: iemand is zich bewust van het ingezonde gedrag. patiënt overweegt om het gedrag te veranderen binnen 6 maanden, maar nog geen vast plan. in deze fase kan je bijvoorbeeld de voor- en nadelen met iemand doornemen. - Preparatie: vast plan maken om te veranderen. iemand is van plan om op korte termijn te starten met de gedragsverandering. in deze fase ga je een concreet plan maken. - Actie: recent gezonder gaan leven, nog niet langer dan 6 maanden. in deze fase het gedrag evalueren en eventueel plan aanpassen.
77
hoe bereken je de ICER?
ICER = delta (kosten) / delta (QALY) dus verschil is kosten gedeeld door verschil in QALY
78
bij utilitarisme wordt er gestreefd naar een zo groot mogelijke verbetering in gezondheid voor zoveel mogelijk mensen.
79
in de klinische praktijk draait het om detectie van ziekte, hierbij is een hoge snesitiviteit gewenst.
80
lead time bias:
wanneer het moment van diagnose eerder is door screening, maar de patiënt op dezelfde leeftijd sterft aan de ziekte betekent niet dat er winst is in survival. de tijd dat de patiënt bewust is van zijn ziekte is langer, maar het moment van sterven blijft gelijk.
81
length time bias:
screening detecteert vooral langzaam groeiende tumoren met een langere survival. screening mist vaak snelgroeiende tumoren. een langere survival is dus niet genoeg om de effectiviteit van screening vast te stellen.
82
leg uit hoe spectrale karyotypering (SKY) werkt:
- je gebruikt voor elk chromosoom specifieke probes met verschillende kleuren fluorescente markers - hiermee kleur je een karyogram, zodat elk chromosoom een andere kleur krijgt, die je met een fluorescentie microscoop kunt waarnemen
83
hoe kan de humane genoomsequentie gebruikt worden om mogelijke bijwerkingen van Imatinib te voorspellen?
door alle genen voor eiwitten met een tyrosine kinase domein te identificeren
84
noem de belangrijkste reden om toch het hele genoom te sequencen in plaats van alleen maar de exonen:
niet alle oncogene mutaties liggen in exonen. om mutaties/translocaties buiten exonen te vinden, is sequencen van het hele genoom de aangewezen weg.
85
zonder APC zien we accumulatie van bèta-catenine en daardoor hyperactivatie van TCF4 door bèta-catenine, wat leidt tot poliep formatie in de darmen door incorrecte proliferatie van de intestinale stamcellen.
86
Welk proces of activiteit is of zijn in normale cellen betrokken bij de activatie van het RAS eiwit?
- binding van het docking eiwit Grb2 aan geactiveerde groeifactor receptoren - binding van de guanine exchange factor (GEF) aan Grb2 - binding van GTP in plaats van GDP aan het RAS eiwit
87
Welke van deze mutaties leidt of leiden tot spontane tyrosine-fosforylering van de TPO-R bij PMF?
- mutaties in MPL - mutaties in JAK2 - mutaties in CALR
88
5-azacytidine zorgt voor demethylering van genen, waardoor genen die uit staan worden aangeschakeld.
89
noem, naast de dosis, 4 andere factoren die het toxisch effect van een stof beïnvloeden:
- vorm - duur van blootstelling - interindividuele verschillen in gevoeligheid - moment van de dag van blootstelling
90
Welke bewering over blooststelling van NBS cellen aan ioniserende straling is of welke zijn juist?
- activeert ATM kinase niet - remt Cycline A/CDK2 niet, waardoor DNA synthese niet wordt geremd
91
Geef drie mogelijke veranderingen in de circadiane klok in tumorcellen die dit asynchrone delingsgedrag van de tumorcellen kunnen verklaren.
- de tumor cellen hebben hun circadiane klok verloren - de circadiane klok van de tumorcellen is intact en gekoppeld aan de celcyclus, maar reageert niet meer op klok-synchroniserende prikkels - de circadiane klok van de tumorcellen is intact, maar ontkoppeld van de celcyclus
92
welke criteria zijn vereist voor het microscopisch bewijs van plaveiselcelcarcinomen?
- desmosomen - verhoorning
93
incisiebiopten betekent dat materiaal zonder marge wordt verwijderd, terwijl excisiebiopt altijd een marge van gezond weefsel heeft.
94
Wat is de meest gebruikelijke techniek in de diagnostische pathologie om specifieke eiwitten zichtbaar te maken met histologische technieken?
immunohistochemie
95
Met target amplificatie techniek kan men gedetailleerde moleculaire analyses van longtumoren doen. Welke techniek gebruikt men daarvoor bij longtumoren?
NGS of PCR
96
Hoe worden translocaties in de tumordiagnostiek van onder andere longtumoren gevisualiseerd, zonder sequence technieken?
in situ hybridisatie
97
Colontumoren worden in de tijd voorafgegaan door twee typen adenomen. Welke twee typen adenomen zijn dit? en welke komt het meest voor?
tubulo villeuze adenomen en sessiele adenomen --> tubulo villeus komt het meest voor
98
Bij FAP (polyposis coli) is het dikke darmslijmvlies bezaaid met honderden poliepen. Wat is de meest waarschijnlijke histopathologische diagnose van deze poliepen?
tubulair of tubulovilleus adenoom
99
Welk van de onderstaande histologische kenmerken heeft een tubulair adenoom in het colon met laaggradige dysplasie?
pseudostratificatie van kernen
100
wat is het werkingsmechanisme van anthracyclines?
ze remmen topo-isomerase
101
beschrijf wat het biologisch effect van fractioneren is. en benoem het verschil tussen tumorcellen en normale weefselcellen.
1. in tegenstelling tot een eenmalige dosis, kan bij fractioneren een groter deel van de cellen overleven en herstellen 2. dit herstel is bij de tumorcellen echter veel minder goed mogelijk dan bij de normale cellen. na een aantal fracties is er daarom een groot verschil in aantal overlevende cellen en kan het aantal overlevende tumorcellen naderen tot nul.
102
Welk van de onderstaande vormen van screening zijn WBO-vergunningsplichtig in Nederland?
- met ioniserende straling - naar kanker - naar ernstige ziekten of afwijkingen waarvoor geen behandeling mogelijk is
103
bij een ROC-curve staat op we X-as en Y-as:
- X-as: 1-specificiteit - Y-as: sensitiviteit
104
Bij welke AUC waarde is de screeningtest in staat om zieke personen van gezonde personen te onderscheiden?
AUC groter dan 0,50
105
Dat het vraagstuk van schaarste en keuzen in de zorg om veel meer gaat dan alleen om (de verdeling van) geld, bleek in de jaren 1980, toen er in Nederland een breed debat werd gevoerd over de grenzen van de gezondheidszorg. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen vijf verschillende ‘grenzen’. Welke grenzen waren dat?
1. De grens tussen wat nog wel en wat niet meer gezondheidszorg kan worden genoemd. 2. De grens tussen wat ethisch nog wel en wat niet meer toelaatbaar moet worden geacht. 3. De grens tussen effectieve en niet (meer) effectieve / doelmatige en niet-doelmatige zorg. 4. De grens tussen financierbare en niet meer financierbare zorg 5. De grens van de grondwettelijke plicht van de overheid tot bevordering van de volksgezondheid
106