het beleidsproces Flashcards

1
Q

beleidsproces

A

proces van het al dan niet omzetten van eisen en steun in overheidsbeleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

deelprocessen van het beleidsproces

A

agendasetting, beleidsvoorbereiding, beleidsbepaling, beleidsinvoering en -uitvoering, beleidshandhaving, beleidsevaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

agendasetting

A

het proces waardoor maatschappelijke problemen de aandacht van het publiek of de beleidsmakers krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het kloofmodel (agendasetting)

A

hoe groter de kloof tussen de norm en de werkelijkheid, hoe meer beleid nodig is. Actoren reageren dus op het probleem overeenkomstig met de ernst ervan en het overheidsbeleid richt zich eerst op structurele problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het barrièremodel (agendasetting)

A

Er is een veelheid aan maatschappelijke problemen maar een gelimiteerde agendaruimte en een concurrentie voor aandacht. De betrokken actoren proberen de barrières te overwinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het stromenmodel (agendasetting)

A

Onverwachte gebeurtenissen kunnen ervoor zorgen dat een probleem minder/meer in de aandacht komt. Agendavorming wordt bepaald door 3 onafhankelijke stromende rivieren: vd de aandacht voor problemen, vd politieke steun en ve oplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het relatieve aandachtsmodel (agendasetting)

A

Men kan de aandacht maar op een bepaald aantal problemen richten, waarna men later de aandacht richt op de verwaarloosde problemen enzovoort (aandacht voor efficiëntie en interne organisatie -> aandacht structurele problemen -> …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beleidsvoorbereiding

A

proces van verzamelen en analyseren van informatie en het formuleren van adviezen met het oog op het uit te voeren beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 maatstaven om de kwaliteit van beleid te beoordelen

A

1) rationaliteit: is de redenering waarop het beleid berust bestand tegen gefundeerde kritiek?
2) legitimiteit: de aanvaardbaarheid van het beleid door de betrokkenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

beleidsbepaling

A

het nemen van beslissingen over de inhoud van het beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

beleidsbepaling bestaat uit 3 activiteiten

A

1) het beslissen
2) bereiken van overeenstemming
3) het verwerven van steun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zorgt ervoor dat het beleid kan rekenen op actieve medewerking?

A

1) communicatieve besluitvorming
2) gezag vd beleidsbepaler
3) geloofwaardige sturing of dwang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

5 factoren die de kans op overeenstemming vergroten

A

) communicatie

2) incrementele en coöperatieve bestuursstijlen
3) tijdsbesparende procedure: delegatie
4) tijdsbesparende procedure: meerderheidsregel
5) enkel cruciale kwesties beslissen bij unanimiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uitvoeringsproces

A

het gereedmaken van uitvoerende organisaties voor de werkelijke toepassing van de middelen van een beleid met daarbij het vertalen van het beleid in taken, opsplitsen van taken in deeltaken en het toebedelen van de deeltaken aan de uitvoerders
15

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

actoren- en factorenmodel

A

4 factoren beïnvloeden de kans op conforme beleidsprestaties:

1) kwaliteit van beleid en beleidstheorie
2) organisatie die de uitvoering als opdracht hebben
3) de uitvoerende ambtenaren: willen, weten, kunnen, moeten
4) de omgevingsinvloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

factoren die de naleving an gedragsregels bepalen

A

1) bij de doelgroep aanwezige kennis over de gedragsregel en de gedragsalternatieven
2) de legitimiteit en redelijkheid
3) kosten en baten van de naleving vs overtreding
4) de structurele mogelijkheden
5) de sociale inbedding