Het centrale zenuwstelsel Flashcards

(62 cards)

1
Q

Autonome zenuwstelsel

A

het dient om alle functies in het lichaam te laten gebeuren, die zonder wil tot stand komen. (in samenwerking met het hormonale systeem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Animale zenuwstelsel

A

het dient om alle functies in het lichaam te laten gebeuren, die met wil tot stand komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prikkels

A

het zenuwstelsel stelt het lichaam in staat om deze uit de omgeving op te vangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Impulsen

A

prikkels die omgezet worden door het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zintuigen

A

organen die zorgen om prikkels op te vangen en om te zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zenuwcellen

A

= neuronen, het zenuwstelsel is daaruit opgebouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neuronen

A

= zenuwcel, bestaat uit een cellichaam et uitlopers te verdelen in dendrieten en neurieten of axonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cellichaam (ganglioncel)

A

Een neuron bestaat uit een cellichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dendrieten

A

vertakte uitlopers van een zenuwcel, geleiden de impulsen naar het cellichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Neurieten

A

een uitloper van een zenuwcel, geleiden de impulsen van het cellichaam af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Axonen

A

= zenuwvezel, is een uitloper van een neuron die elektrische impulsen geleidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Myeline

A

stof waaruit de mergschede bestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mergschede

A

vettige stof die het uitloper omhult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Grijze kleur

A

vezels zonder mergschede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Witte kleur

A

vezels met mergschede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Steuncellen, gliacellen

A

bindweefselcellen die dienen tot steun en voeding van de ganglioncellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Motorische zenuwen

A

opgebouwd uit gebundelde neurieten, ze voeren motorische impulsen van de cellichamen van het motorische zenuwstelsel in het centrale zenuwstelsel naar de spieren of klieren, waardoor ze samentrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Motorische eindplaatje (telodendron)

A

eindpunt van axonen op de spiervezel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sensibele zenuwen

A

opgebouwd uit gebundelde dendrieten, ze voeren impulsen vanaf de zintuigen, ook vanaf de huid, naar het centrale zenuwstelsel toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gemengde zenuw

A

gedeeltelijk motorisch, gedeeltelijk sensibel

vb. ruggenmergzenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Centrale zenuwstelsel

A

opgebouwd uit zenuwcellen en gliacellen, omvat de hersenen en het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Perifere zenuwstelsel

A

vormt de verbindingen van en naar de organen en weefsels en het centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Grote hersenen

A

opgebouwd uit 2 hemisferen verbonden door een balk, die de linker en rechter helft met elkaar verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hersenschors (cortex)

A

buitenkant van de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hersenmerg (medulla)
binnenkant van de hersenen, die de verschillende delen van de hersenschors met elkaar verbinden
26
Voorhoofdskwab
deel van de hersenen, verantwoordelijk voor het aansturen van willekeurige (doelgerichte) bewegingen. ook zijn ze betrokken bij veel psychische functies, zoals impulsbeheersing, beoordelingsvermogen, probleemoplossing, planning, sociaal gedrag en geheugen
27
Achterhoofdskwab
deel van de hersenen, verantwoordelijk voor het verwerken van visuele informatie
28
Kruinkwab
deel van de hersenen, verantwoordelijk bij het integreren van de zintuiglijke informatie en bij het ruimtelijk denken
29
Slaapkwab
deel van de hersenen, verantwoordelijk bij het gehoor, het verbale geheugen en de taalfuncties, en ook bij visuele herkenning
30
Harde hersenvlies
vlies dat tegen de schedelbeenderen aan ligt
31
Spinnewebvlies
vlies dat zich tussen het harde en het zachte hersenvlies bevindt
32
Zachte hersenvlies
vlies die rijk is aan bloed en dat alle plooien van de hersenschors omsluit
33
Hersenkamers
ruimten die in het zenuwweefsel zijn uitgespaard
34
Cerebrospinaal vocht of liquor
waterige vloeistof die zich in en om de hersenen en het ruggenmerg bevindt
35
Projectiegebied
oppervlakte in de hersensschors die een bewuste functie heeft
36
Reuzenpiramidecellen van Betz
piramidevormige cellen in de motorische hersenzone, waarbij uitlopers zich verenigen tot piramidebanen
37
Piramidebanen
motorische zenuwbanen, waarlangs de impulsen verlopen, die de meer verfijnde bewegingen verzorgen van de handen en voeten
38
Piramidevoorstreng
één tak van de ongekruiste vezels die links als rechts daalt in het ruggenmerg
39
Piramidezijstreng
een andere tak van de ongekruiste vezels die zich links en rechts verbindt met de gekruiste vezels
40
Kleine hersenen
onderdeel van de hersenen, die achter en onder tegen de grote hersenen bevindt
41
Schors
buitenkant van de kleine hersenen
42
Merg
binnenkant van de kleine hersenen
43
Tussenhersenen
deel van de hersenen, dat zich middenin bevindt, waaronder de thalamus, de hypothalamus, de hypofyse, de pijnappelklier (epifyse)
44
Hersenstam
verbindt de grote hersenen en de tussenhersenen met de kleine hersenen en het ruggenmerg
45
Middenhersenen
bovenste deel van de hersenstam
46
Brug van Varol
boven en voor het verlengde merg
47
Verlengde merg
onderst gedeelte van de hersenstam, die zich boven de ruggenmerg bevindt
48
Hersenzenuwen
zenuwen die rechtstreeks de hersenen verlaten of ingaan, en niet via het ruggemerg verlopen
49
Ruggemerg
deel van het centrale zenuwstelsel, dat zich in het wervelkanaal bevindt
50
Harde ruggemergvlies
buitenste vlies
51
Zachte ruggemergvlies
vlies tegen het merg gelegen
52
Nauw kanaal
onderdeel van de ruggemerg dat gevuld is met vocht en in verbinding staat met de hersenkamers
53
Voorhoorns
grijze stof in een H-vorm rond het nauwkanaal, de benen van de H aan de borstzijde zijn de voorhoorns
54
Achterhoorns
de benen van de H aan de achterzijde zijn de achterhoorns
55
Zijhoorns
kernen van het autonome zenuwstelsel
56
Achterwortels
dendrieten, die verbonden zijn met de sensibele achterhoorncellen
57
Spinale ganglion
verdikking van de zenuwbaan aan de rugzijde van de ruggemerg
58
Voorwortels
neurieten, die verbonden zijn met de motorische voorhoorncellen
59
Ruggemergzenuwen
zenuwen die uittreden van uit de verschillende ruggenmergniveaus
60
Geleidingsorgaan
= ruggemerg, impulsen die van de romp de armen of de benen komen, worden via het ruggemerg naar de hersenen geleid
61
Reflexorgaan
= ruggemerg, bij een reflex doet zich een rechtstreekse impulsoverdracht voor van de sensibele achterhoorns naar de motorisch voorhoorns via schakelneuronen
62
Schakelneuronen
geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel