Het Nouns 1 Flashcards
(27 cards)
1
Q
Park
A
Het park
2
Q
Menu
A
Het menu
3
Q
Paper
A
Het papier
4
Q
House
A
Het Huis
5
Q
Beach
A
Het strand
6
Q
Building
A
Het Gebouw
7
Q
Square (plaza)
A
Het plein
8
Q
Village
A
Het dorp
9
Q
Center
A
Het centrum
10
Q
Estate
A
Het landgoed
11
Q
Hotel
A
Het hotel
12
Q
Office
A
Het kantoor
13
Q
Lunch
A
Het middageten
14
Q
Breakfast
A
Het ontbijt
15
Q
Number
A
Het nummer
16
Q
Food
A
Het eten
17
Q
Party
A
Het feest
18
Q
Pencil
A
Het potlood
19
Q
Problem
A
Het probleem
20
Q
Piece
A
Het stuk
21
Q
Fruit
A
Het fruit
22
Q
Child
A
Het kind
23
Q
Bed
A
Het bed
24
Q
Desk
A
Het bureau
25
Trash
Het afval
26
Carpet
Het tapijt
27
Pillow
Het kussen
