het oog Flashcards

(32 cards)

1
Q

wenkbrauw

A

vermijden dat zweet of water in het oog loopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wimpers

A

zonne- en stoffilter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

traanvocht

A

beschermen tegen uitdroging en infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

talgklieren

A

produceert talg, dat beschermt de rand van het oog tegen vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oogleden

A

beschermen tegen fel licht en stof, en verspreidt het traanvocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bindvlies

A

oog beschermen door slijmerige vloeistof te produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoornvlies

A

beschermt en bedekt het oog vooraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hard oogvlies

A

sterk vlies dat het oog beschermt en bedekt het aan buitenkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oogkamer

A

bevat vloeistof met voedingsstoffen voor het hoornvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pupil

A

opening waar licht binnengaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vaatvlies

A

sterk doorbloed vlies dat voor de aan- en afvoer van stoffen zorgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ooglens

A

vormen van een beeld in het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

accommodatiespier

A

het scherpstellen van het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

glasachtig lichaam

A

regelt druk in het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

netvlies

A

(retina) bevat de fotoreceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gele vlek

A

plaats in het oog waar je het best ziet, vele kegeltjes en staafjes bevinden zich hier

17
Q

oogzenuw

A

geeft signalen door aan de hersenen

18
Q

blinde vlek

A

hier liggen geen fotoreceptoren doordat ze oogzenuw hier doorgaat

19
Q

welke spieren maken het pupil kleiner en waarom

A

de kringspieren, als deze spieren zich samentrekken verkleint het pupil bij teveel licht

20
Q

welke spieren maken het pupil groter en waarom

A

de straalspieren, als deze samentrekken vergroot het pupil bij gebrek licht. Zo komt er nog licht in je oog zodat je voorwerpen kunt waarnemen

21
Q

hoe wordt er een beeld gevormd in het oog

A

Het licht passeert meerdere structuren, samen veroorzaken ze een afbuiging
van de lichtstralen. Door die afbuiging van de lichtstralen verschijnt er
op het netvlies een omgekeerd en verkleind beeld.

22
Q

ontspannen accommodatiespier

A

je kijkt naar een voorwerp veraf
- accommodatiespier is in rust
- de lensbandjes zijn opgespannen
- de ooglens is afgeplat

23
Q

opgespannen accomodatiespier

A

je kijkt naar een voorwerp dichtbij
- de accommodatiespier is in actie
- de lensbandjes zijn ontspannen
- de ooglens heeft bolle lens

24
Q

bijziend

A

je kan niet goed veraf zien, het beeld wordt VOOR het netvlies geprojecteerd. Dit wordt opgelost door holle lenzen bij bril

25
verziend
je ziet slecht dichtbij, en goed veraf het beeld wordt achter het netvlies geprojecteerd. Dit wordt opgelost door bolle glazen.
26
ouderdomsverzienheid
door ouderdom vermindert de elasticiteit van de ooglens en een slappere accommodatiespier
27
wat is een bifocale bril
een bril voor mensen die niet goed dichtbij noch veraf zien ;de bovenste helft van het glas dient om ver te zien en de onderste helft om dichtbij te zien
28
uit welke 2 fotoreceptoren bestaat het netvlies
kegeltjes en staafjes
29
staafjes
De staafjes vereisen weinig licht, ze worden geprikkeld bij lage lichtintensiteiten en kunnen geen kleur waarnemen.
30
kegeltjes
dienen voor kleurenzicht. Verschillende kleuren kunnen we zien doordat een of meerdere soorten kegeltjes geprikkeld worden.
31
waar wordt licht opgevangen
rodopsine in fotoreceptoren, dat veroorzaakt een vormverandering waardoor een elektrisch signaal bestaat
32
wat gebeurt er na er een elektrisch signaal bestaat
De fotoreceptoren geven elektrische signalen door naar bipolaire cellen, die op hun beurt de zenuwcellen of ganglioncellen prikkelen. De oogzenuw leidt het signaal naar de hersenen