HF 4 Flashcards

1
Q

2 manieren van prenatale ontwikkeling

A
  1. trimesters van 3 maanden

2. zygote, embryo, foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zygote

A

bevrucht eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

embryonale fase (duur)

A

2e tot 8e week na conceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vruchtzak

A

membraan dat embryo en vruchtwater bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vruchtzak biedt bescherming voor ..

A

schokken en temperatuurveranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

placenta

A

schijfvormige vleesachtige structuur die ontstaat op de plek waar de zygote zich aan de baarmoederwand gehecht heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

navelstreng

A

tube van bloedvaten tussen het kind en de placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functie navelstreng

A
  • kind krijgt zuurstof en voedingsstoffen

- afvalstoffen worden afgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

moederkoek

A

placenta + navelstreng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functie moederkoek

A

bescherming organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ectoderm

A

huid en centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mesoderm

A

skelet, spieren en bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

endoderm

A

organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cephalocaudaal

A

van hoofd naar beneden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

proximaal-distaal

A

van binnen naar buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

in welke periode vinden miskramen plaatst

A

embryonale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

foetale fase (duur)

A

3e maand tot geboorte

18
Q

age of viability

A

na 22/26 weken is het kind zo ver ontwikkeld dat het een redelijke kans heeft om buiten de baarmoeder te overleven. Echter moeten veel systemen zich nog ontwikkelen

19
Q

teratogenen

A

stoffen die allerlei afwijkingen in de ontwikkeling kunnen veroorzaken. Vooral embryo’s, maar ook foetussen, zijn hier kwetsbaar voor.
- Drugs, medicijnen, gif of ongebalanceerde voeding

20
Q

wanneer hebben teratogenen vooral effect

A

tijdens kritieke periodes

21
Q

DES (Diethylstilbestrol)

A

synthetisch hormoon dat werd voorgeschreven om miskramen te voorkomen.
Gevolg: borstkanker, vaginale abnormaliteiten, laag geboortegewicht, vroeggeboortes en zelfs miskramen

22
Q

thalidomide

A

medicijn tegen ochtendziekte leidde tot allerlei fysieke handicaps bij kinderen

23
Q

gevolg van roken/alcohol tijdens zwangerschap

A
  • verstoringen in de placenta

- zuurstof tekort

24
Q

wat komt vaker voor bij rokende/alcohol drinkende vrouwen

A
  • miskramen
  • sids
  • vroeggeboortes
  • laag geboortegewicht
25
FAS (foetale alcohol syndroom)
vertraagde groei, fysieke en fysiologische abnormaliteiten en mentale retardatie. Kinderen met FAS zijn vaak klein en hebben defecten aan ledematen en het hart.
26
drankgebruik -> zuurstoftekort -> ...
mentale retardatie
27
waar vallen de problemen die niet voldoen aan de diagnose FAS onder
foetale alcohol spectrum stoornissen
28
gevolg cocaine (drugs)
- schade aan neuronen - hersenbloedingen - geïrriteerdheid - depressie
29
welke giftige stoffen moeten vermeden worden
pesticiden, lood, schoonmaakmiddelen, straling
30
wat veroorzaakt lood
fysieke en cognitieve schade
31
waar heeft PCB invloed op
mentale en motorische ontwikkeling
32
genitale herpes zorgt voor
blindheid, mentale retardatie, motorische abnormaliteiten, neurologische stoornissen
33
zika virus
microcephaly, brein abnormaliteiten, andere geboorte defecten
34
microcephaly
baby is geboren met een hoofd en brein dat kleiner is dan normaal
35
waarom hebben tienermoeder een grotere kans op geboortecomplicaties
- ongezonde eetgewoontes - onvolgroeide reproductiesystemen - slechte omgeving
36
waar zorgt een tekort aan mineralen, vitamines en eiwitten voor
miskramen, kindersterfte, vroeggeboorte en neuronale en fysieke defecten bij het kind
37
wat gebeurt er bij langdurig slechte voeding tijdens en na de bevalling
Kans op intellectuele, sociale en cognitieve defecten neemt toe
38
emotionaliteit van de moeder zorgt voor
metabolische en biochemische effecten op het ongeboren kind
39
seculaire trend
verandering in een normatief patroon van een kenmerk die zich voltrekt gedurende een tijdsperiode.
40
obesitas
een persoon weegt 30% meer dan wat gemiddeld is voor zijn lengte en postuur