hfst 5 ak begrippen Flashcards

1
Q

afzetmarkt

A

Het aantal klanten dat producten wil kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

analfabetisme

A

Het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar dat niet kan lezen of schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

arbeidsmigrant

A

Iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

armoedegrens

A

Het minimale inkomen dat je nodig hebt om goed te kunnen leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

artsendichtheid

A

Het aantal artsen per 1000 inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Autonomie

A

Vrijheid van een land of gebied om eigen wetten en regels te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Basisbehoefte

A

Iets wat Iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beroepsbevolking

A

Mensen die betaald werk (willen) doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bevolkingsspreiding

A

De verdeling van Mensen over een land of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bnp per inwoner

A

Het gemiddelde inkomen per inwoner per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Braindrain

A

Het vertrek van goedopgeleide Mensen naar het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bruto nationaal product (bnp)

A

Het geld dat alle inwoners in een land per jaar Samen verdienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Buitenlandse investering

A

Investering van een buitenlands bedrijf in een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Corruptie

A

Het stiekem aannemen van geld en in ruil daarvoor Mensen voortrekken of diensten bewijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Deelstaat

A

Gebied binnen een land dat voor een deel zelfbestuur heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

dienstensector

A

alle Bedrijven die zich bezighouden met het leveren van diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

diversificatie

A

Het minder eenzijdig maken van de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Duurzame hulp

A

Hulp bij een land blijvend iets aan heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

economische migrant

A

Iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

etnische groep

A

Deel van de volk dat in een ander land woont

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

etnische minderheid

A

etnische groep die in een land In de minderheid is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Export

A

Uitvoer van goederen en diensten naar een ander land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

import

A

Invoer van goederen en diensten uit een ander land

25
Q

Industrie

A

Het produceren van goederen met behulp van machines In de fabriek

26
Q

Informele sector

A

Ongeschoold, slecht betaald werk in een dienstensector dat niet officieel wordt geregistreerd.

27
Q

Infrastructuur

A

Alle voorzieningen die nodig zijn om personen goederen en informatie te vervoeren

28
Q

Invoerrechten

A

Belasting op producten die in een land worden ingevoerd

29
Q

Kennismigrant

A

Arbeidsmigrant die vanwege zijn kennis verhuisd

30
Q

Kolonie

A

Gebied in een ander werelddeel dat in het bezit is van een (meestal) Europees land

31
Q

Landbouw

A

Het houden van dieren of verbouwen van gewassen voor menselijk gebruik

32
Q

Mangrove

A

Een boom die langs tropische kusten leeft in zout water

33
Q

Menselijke factor

A

Een verschijnsel verklaren vanuit de mens

34
Q

Multiculturele samenleving

A

Samenleving van Mensen uit verschillende culturen

35
Q

Natuurlijke factor

A

Een verschijnsel verklaren vanuit de natuur

36
Q

Natuurlijk hulpbron

A

Product uit de natuur dat Mensen goed kunnen gebruiken

37
Q

Neokolonialisme

A

Afhankelijkheid van arme landen ten opzichte van rijke landen naar kolonisatie arme landen leveren grondstoffen aan en zijn afnemers van industrieproducten uit rijke landen

38
Q

Noodhulp

A

Hulp om te kunnen overleven bij een hongersnood of na een natuurramp

39
Q

Ondervoeding

A

Een tekort aan voedsel

40
Q

Ontwikkeld land

A

Rijk land met een hoog ontwikkelingspeil

41
Q

Ontwikkelingshulp

A

Steun die arme landen krijgen om hun levensomstandigheden te verbeteren

42
Q

Ontwikkelingskenmerk

A

Kenmerk Waarmee je de armoede of rijkdom in een gebied kunt meten

43
Q

Ontwikkelingsland

A

Arm land met een laag ontwikkelingspeil

44
Q

Ontwikkelingssamenwerking

A

Rijke landen werken Samen met arme landen om hen te helpen hun levensomstandigheden te verbeteren

45
Q

Opkomend land

A

Landen toch niet echt ontwikkeld is maar wel een snelle economische groei doormaakt

46
Q

regionale ongelijkheid

A

Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied

47
Q

remittances

A

Geldzendingen door migranten naar het land van herkomst

48
Q

Savanne

A

Landschap In de tropen met lange grassen, afgewisseld met groene boompjes en struiken

49
Q

Steppe

A

Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes

50
Q

Structurele hulp

A

Hulpen bij een land blijvend iets aanheeft

51
Q

tertiaire sector

A

Alle bedrijven die zich bezighouden met het leveren van diensten

52
Q

Tropisch regenwoud

A

Dicht, ondoordringbaar bos In de warme en vochtige tropen

53
Q

Urbanisatie

A

Het proces waarbij steeds meer Mensen In de stad gaan wonen

54
Q

Vrije wereldhandel

A

Handelssysteem waarbij alle landen In de wereld met elkaar handel kunnen drijven, zonder dat ze elkaar belemmeren

55
Q

Welvaart

A

Mate waarin iemand genoeg geld heeft om in zijn behoefte te kunnen voorzien. Gaat over het inkomen van mensen

56
Q

Welzijn

A

Mate waarin iemand toegang heeft tot de basisbehoefte. Gaat over gelukkig en gezond kunnen leven

57
Q

Werkgelegenheid

A

De aanwezigheid van banen

58
Q

Zelfvoorzienend

A

Kunnen we voorzien in eigen behoefte.

59
Q

Zuigelingensterfte

A

Het gemiddelde aantal kinderen dat in het eerste levensjaar overlijdt, per 1000 levens geboren, per jaar