Homoniemen met een andere spelling. Flashcards
(18 cards)
Wat is de juiste oplossing?
Hij en zijn broer kunnen even goed/evengoed tennissen.
Hij en zijn broer kunnen even goed/evengoed tennissen.
(evengoed=ook, even goed=net zo goed)
Wat is de juiste oplossing?
De bediening in het restaurant was alles behalve/allesbehalve vriendelijk.
De bediening in het restaurant was alles behalve/allesbehalve vriendelijk.
(allesbehalve=helemaal niet, alles behalve=alles, met uitzondering van)
Wat is de juiste oplossing?
Ik ben misschien niet zo slim, maar ik kan ten minste/tenminste hoofdrekenen.
Ik ben misschien niet zo slim, maar ik kan ten minste/tenminste hoofdrekenen.
(tenminste=toch, ten minste=op z’n minst)
Wat is de juiste oplossing?
Weet jij tot hoe lang/hoelang de voorstelling duurt?
Weet jij tot hoe lang/hoelang de voorstelling duurt?
(hoelang=wanneer, hoe lang=lengte)
Wat is de juiste oplossing?
Hoe lang/hoelang woon je hier?
Hoe lang/hoelang woon je hier?
(hoelang=wanneer, hoe lang=lengte)
Wat is de juiste oplossing?
Ten slotte/tenslotte wil ik nog graag vermelden dat dit boek een echte aanrader is.
Ten slotte/tenslotte wil ik nog graag vermelden dat dit boek een echte aanrader is.
(tenslotte=toch, ten slotte=tot slot)
Wat is de juiste oplossing?
Ik heb me dom gedragen, maar mijn broer is even goed/evengoed schuldig.
Ik heb me dom gedragen, maar mijn broer is even goed/evengoed schuldig.
(evengoed=ook, even goed=net zo goed)
Wat is de juiste oplossing?
De bankmedewerker gaf de overvaller alles behalve/allesbehalve het kleingeld.
De bankmedewerker gaf de overvaller alles behalve/allesbehalve het kleingeld.
(allesbehalve=helemaal niet, alles behalve=alles, met uitzondering van)
Wat is de juiste oplossing?
Als je ten minste/tenminste één jaar bij ons klant bent, krijg je korting.
Als je ten minste/tenminste één jaar bij ons klant bent, krijg je korting.
(tenminste=toch, ten minste=op z’n minst)
Wat is de juiste oplossing?
Hoe lang/hoelang is dat sjortouw?
Hoe lang/hoelang is dat sjortouw?
(hoelang=wanneer, hoe lang=duur, lengte)
Wat is de juiste oplossing?
Je kunt even goed/evengoed ophouden.
Je kunt even goed/evengoed ophouden.
(evengoed=ook, even goed=net zo goed)
Wat is de juiste oplossing?
Er stond te veel/teveel wind.
Er stond te veel/teveel wind.
(teveel=zn.)
Wat is de juiste oplossing?
Het werd hem allemaal te veel/teveel.
Het werd hem allemaal te veel/teveel.
(teveel=zn.)
Wat is de juiste oplossing?
De expositie loopt ten einde/teneinde.
De expositie loopt ten einde/teneinde.
(teneinde=om, ten einde=tot een eind)
Wat is de juiste oplossing?
Neem een taartje; het is ten slotte/tenslotte feest vandaag.
Neem een taartje; het is ten slotte/tenslotte feest vandaag.
(tenslotte=toch, ten slotte=tot slot)
Wat is de juiste oplossing?
Dat is gemakkelijk, nietwaar/niet waar?
Dat is gemakkelijk, nietwaar/niet waar?
(nietwaar=niet?)
Wat is de juiste oplossing?
De ploeg staat onderaan/onder aan de lijst.
De ploeg staat onderaan/onder aan de lijst.
(onderaan=beneden, onder aan=voorzetsel)
Wat is de juiste oplossing?
Er is zojuist/zo juist aan de deur gebeld.
Er is zojuist/zo juist aan de deur gebeld.
(zojuist=pas)