Hoofd- en kernconcepten Flashcards
(27 cards)
Vorming
- Je identiteit 2. Het proces waarin een identiteit verworven is.
Socialisatie
- Overdracht en verwerving van (elementen van) een cultuur 2. Het proces van opvoeding, opleiding en omgang met anderen.
Acculturatie
Het later aanleren van een cultuur waarin je niet bent opgegroeid.
Identiteit
- Het beeld dat iemand van zichzelf uitdraagt 2. Het beeld dat iemand van zichzelf heeft 3. het is iets dat blijvend is voor een persoon 4. Het is afgeleid van de cultuur van een persoon.
Cultuur
- Voorstellingen 2. Opvattingen 3. Normen en waarden 4. Van een groep/ samenleving.
Politieke socialisatie
- Overdracht en verwerving van kennis en houding t.a.v. politieke cultuur, het politieke systeem en ideeën 2. Het proces opvoeding, opleiding en omgang met anderen waarin dit plaatsvindt.
Ideologie
- Samenhangend geheel van ideeën 2. Ideeën over hoe de maatschappij eruit ziet 3. Ideeën over hoer de maatschappij eruit moet zien.
Verhouding
- Hoe verschillen mensen van elkaar? 2. Hoe verhouden mensen zich tot elkaar? 3. Hoe gaat de maatschappij met deze verschillen om?
Sociale (on)gelijkheid
- Verschillen tussen mensen hebben effect op hun sociale positie 2. Die verschillen zijn aangeboren of niet 3. Deze verschillen leiden tot ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, waardering en behandeling
Macht
- Het hebben van hulpbronnen 2. Het hebben van hulpbronnen om doelstellingen te vergroten of van anderen te beperken.
Gezag
Macht die als legitiem wordt gezien.
Conflict
- Er is sprake van groepen 2. Groepen werken elkaar tegen bij het bereiken van hun doelen.
Samenwerking
- Er is sprake van groepen 2. Groepen werken samen om gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken.
Binding
Relaties en afhankelijkheid tussen mensen en groepen in/ met de maatschappij.
Sociale cohesie
- Aantal en kwaliteit van bindingen tussen mensen in een groep of plek 2. Gevoel deel te zijn van een groep 3. Mate van verantwoordelijkheid van anderen 4. Mate waarin mensen op elkaar kunnen rekenen
Sociale insitutie
- Er is sprake van formele of informele regels 2. Regels bepalen onderling gedrag en relaties van/ in een groep.
Groepsvorming
- Het ontstaan van bindingen tussen 2 of meer mensen 2. Mensen vormen een groep waarbinnen gedeelde normen en waarden ontstaan.
Politieke institutie
- Er is sprake van formele en informele regels 2. Regels bepalen onderling gedrag en relaties van mensen rondom politieke machtsuitoefening en het proces van politieke besluitvorming
Representatie
Het vertegenwoordigen van een groep door een of enkelen.
Respresentativiteit
De mate waarin (in)genomen besluiten overeen komen met die van de groep die wordt vertegenwoordigd.
Verandering
- De richting van ontwikkelingen in de samenleving 2. Het tempo van ontwikkelingen in de samenleving 3. De (on)mogelijkheden om ontwikkelingen te beïnvloeden.
Rationalisering
- Het proces van het ordenen van de werkelijkheid 2. Het systematiseren van de werkelijkheid 3. Het voorspelbaar en beheersbaar maken van de werkelijkheid 4. Het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt mogelijk resultaten te bereiken
Individualisering
Individuen worden steeds zelfstandiger op sommige gebieden.
Institutionalisering
- Het proces van het vastleggen van waarden en min of meer geformaliseerde regels 2. regelgeving leidt tot standaard gedragspatronen 3. Het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties worden geregeld.