Hoofdstuck 4 word list Flashcards
1
Q
aantrekkelijk
A
attractive
2
Q
aardig
A
nice
3
Q
aardig
A
to like
4
Q
accepteren
A
to accept
5
Q
alleenstaand
A
single
6
Q
band, de (familie)
A
family tie
7
Q
belangstelling, de
A
interest
8
Q
besluiten*
A
to decide
9
Q
binnenkort
A
soon, shortly
10
Q
dood
A
dead
11
Q
druk
A
busy
12
Q
duinen, de
A
dunes
13
Q
eenzaam
A
lonely
14
Q
eerlijk
A
honest
15
Q
familielid, het
A
relative
16
Q
genieten*
A
to enjoy
17
Q
huidskleur
A
skin colour
18
Q
humor, de
A
humour
19
Q
ideaal
A
ideal
20
Q
ideaalbeeld
A
ideal picture
21
Q
iemand
A
somebody
22
Q
inderdaad
A
indeed
23
Q
inmiddels
A
by now
24
Q
interesse, de
A
interests
25
kant
side
26
karakter, het
character
27
kennis, de
acquaintance
28
kleinkind, het
grandchild
29
klikken (het klikt)
we get along well, we have a click
30
klomp, de
clog
31
lachen*
to laugh
32
lief
kind, nice, sweet
33
liefde, de
love
34
los
loose
35
missen
to miss
36
moe
tired
37
neef, de
cousin, nephew
38
negatief
negative
39
nergens
nowhere
40
nicht, de
niece, cousin
41
oma, de
granny, grandma
42
omgeving, de
neigbourhood, vicinity
43
onderwerp, het
subject
44
ontmoeten
to meet
45
oom, de
uncle
46
opa, de
grandpa, granddad
47
ouder, de
parent
48
overweg kunnen met*
to handle
49
persoon, de
person
50
plek, de
place, spot
51
positief
positive
52
punt, het
point
53
regen, de
rain
54
relatie, de
relationship
55
resultaat, het
result
56
rij, de
row, line, queue
57
ruzie, de
row, argument
58
samen
together
59
scheiden*
to divorce
60
schoonmoeder, de
mother-in-law
61
schoonvader, de
father-in-law
62
schoonzus, de
sister-in-law
63
serieus
serious
64
slank
slim
65
spelen
to play
66
spontaan
spontaneous
67
sterk
strong
68
sterven*
to die
69
tante, de
aunt
70
toen
when, then
71
trouw
faithful, loyal
72
vast (vaste relatie)
steady relationship
73
verantwoordelijk
responsible
74
verlegen
shy
75
verwachten
to expect
76
verwennen
to pamper, to spoil
77
verzorgd
neat
78
visite, de
visitors, guests
79
vorig
last
80
vrijgezel, de
bachelor
81
vroeger
in the past, in the old days
82
wandelen
to walk
83
zorgen (zich zorgen maken over)
to worry about
84
zwager, de
brother-in-law
