Hoofdstuk 1 Flashcards
(53 cards)
1
Q
ontvangt
A
receives
2
Q
trouwen
A
to get married
3
Q
de verassing
A
surprised
4
Q
uitgenodigd
A
invited
5
Q
middelbare school`
A
high school
6
Q
de bruiloft
A
wedding
7
Q
de verloofde
A
fiancée
8
Q
’s middags
A
in the afternoon
9
Q
gegevens
A
details
10
Q
tegenwoordig
A
nowadays
11
Q
daarna
A
after that
12
Q
feliciteren
A
congratulate
13
Q
vooral
A
especially
14
Q
leuke
A
fun
15
Q
beleefd
A
experienced
16
Q
gespijbeld
A
skipped class
17
Q
herinneringen op te halen
A
reminisce
18
Q
de trouwzaal
A
wedding venue
19
Q
het bord
A
sign/plate
20
Q
het naamkaartje
A
nametag
21
Q
het praatje
A
chat
22
Q
vroegere
A
former
23
Q
aangenaam
A
pleased
24
Q
taalknobbel
A
knack for languages
25
vast/zeker
surely
26
wiskunde
mathematics
27
taalwetenschappen
linguistics
28
leren kennen
to meet
29
bij te praten
to catch up
30
de bruid
bride
31
de bruidegom
groom
32
draaide
turned
33
volgens
according to
34
plaats
spot
35
toevallig
by chance
36
in de war
confused
37
verkeerde
wrong
38
onopvallend
discretely
39
vergist
mistaken
40
de fout
mistake
41
gelukkig
fortunately
42
bracht
brought
43
net
just
44
kon
could
45
voordat
before
46
niewsgierig
curious
47
taalwetenschapper
linguist
48
wiskundeleraar
maths teacher
49
het verhaal
story
50
lachen
to laugh
51
minstens
at least
52
iedere keer
every time
53
de trouwdag
wedding day
