Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Overbevolkt

A

Gebied waar te veel mensen wonen waardoor problemen ontstaan op het gebied van bijvoorbeeld verkeer, wonen en werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dunbevolkt

A

Een gebied waar de bevolkingsdichtheid laag is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bevolkingsspreiding

A

De verdeling van mensen over een land of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dichtbevolkt

A

Een gebied waar de bevolkingsdichtheid hoog is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Demografie

A

De wetenschap die cijfermatige aspecten van een bevolking bestudeert, zoals bevolkingsomvang en samenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sterftecijfer

A

Het aantal sterfgevallen per 1000 mensen per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Demografische transitiemodel

A

Een model dat de overgang van een situatie van hoge geboorte- en sterftecijfers naar een situatie van lage geboorte- en sterftecijfers van de bevolking in een land in vier fasen weergeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vergrijzing

A

Het aantal ouderen op de totale bevolking neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sterfteoverschot

A

Het aantal sterfgevallen is hoger dan het aantal geboorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Natuurlijke bevolkingsgroei

A

De verandering van het aantal inwoners in een gebied door geboorte en sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geboorteoverschot

A

Het aantal geboorten is hoger dan het aantal sterfgevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bevolkingskrimp

A

De bevolking neemt in aantal af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geboortecijfer

A

Het aantal levendgeborenen per 1000 mensen per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bevolkingsdiagram

A

Een grafiek die de samenstelling van de bevolking van een land naar leeftijd en geslacht weergeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Demografische druk

A

De verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep (20-65 jaar) en de niet-productieve groepen (0-19 jaar en ouder dan 65 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Migratiesaldo

A

Het verschil tussen het aantal migranten dat zich vestigt in een gebied en het aantal dat vertrekt

17
Q

Migratie

A

Het verhuizen van de ene woonplaats naar de andere

18
Q

Immigratie

A

Mensen komen een land binnen om zich daar te vestigen

19
Q

Buitenlandse migratie

A

Het verhuizen naar een ander land

20
Q

Binnenlandse migratie

A

Het verhuizen binnen een land

21
Q

Emigratie

A

Inwoners vertrekken naar een andere woonplaats in een ander land

22
Q

Pushfactoren

A

Afstotingsfactoren

23
Q

Sociale bevolkingsgroei

A

Verandering in een aantal mensen in een gebied door migratie

24
Q

Pullfactoren

A

Aantrekkingsfactoren

25
Q

Verblijfsvergunning

A

Het recht van een vluchteling om voor een bepaalde of onbepaalde tijd in het land van toevlucht te blijven

26
Q

Arbeidsmigrant

A

Iemand die naar een ander land verhuist om tijdelijk of permanent een baan te vinden

27
Q

Migratiestroom

A

Een grote groep migranten die allemaal in dezelfde richting trekken

28
Q

Vluchteling

A

Iemand die zijn eigen land verlaat, omdat hij er niet meer veilig is door bijvoorbeeld oorlog of vervolging

29
Q

Asielzoeker

A

Iemand die zijn land ontvlucht en asiel of bescherming aanvraagt om in het land van toevlucht te mogen blijven