hoofdstuk 1 Flashcards

(27 cards)

1
Q

primaire behoeften

A

de noodzakelijke levens behoeften zoals voeding, kleding en woonruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prioriteiten stellen

A

je kiest voor jezelf welke behoefte jij het belangrijkste vind en welke minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

schaars

A

als er middelen nodig zijn om ze te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

secundaire behoefte

A

alle overige behoeften die je leven beter of prettiger maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vrije goederen

A

goederen waarover je zomaar kunt beschikken zoals lucht, zonlicht en regenwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welvaart

A

de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zelfvoorziening

A

je voorziet in je behoeften door goederen voor eigen gebruik zelf te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

commerciële reclame

A

reclame om meer producten te verkopen en daar geld aan te verdienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

doelgroep

A

een groep consumenten voor wie een product of boodschap bedoelt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ideële reclame

A

reclame om mensen te laten nadenken over maatschappelijke thema’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

informatieve reclame

A

reclame om informatie te geven over de eigenschappen en prijs van een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

marketing

A

alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

marketingmix

A

de markettinginstrumenten: product, prijs, plaats, promotie, personeels en presentatiebeleid ook wel de 6 p’s genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

merkreclame

A

reclame om een merknaam bekender te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

begroting

A

een overzicht van je verwachte inkomen en uitgaven voor de komende periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

budgetteren

A

je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen

17
Q

dagelijkse uitgaven

A

huishoudelijke uitgaven zoals in de supermarkt, voor persoonlijke verzorging, cadeautjes en uitgaan

18
Q

incidentele uitgaven

A

uitgaven die je niet zo vaak doet zoals voor vakantie of huishoudelijke apparaten

19
Q

Nibut

A

nationaal instituut voor budgetvoorlichting het Nibud geeft voorlichting over hoe je je inkomsten en uitgaven het best op elkaar kunt afstemmen

20
Q

reserveren

A

je zet geld opzij om later een bepaalde grote uitgaven te kunnen betalen

21
Q

soorten inkomens

A

inkomen uit arbeid: loon/salaris
inkomen uit bezit: huuropbrengst, rente of spaargeld
overdrachtsinkomen: uitkeringen, zak of -kleedgeld

22
Q

vaste lasten

A

de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen zoals huur of abonnementen

23
Q

CBS

A

centraal bureau voor de statistiek. het CBS verzamelt allerlei informatie, onder anderen over economische veranderingen

24
Q

deflatie

A

algemene daling van prijzen

25
indexcijfer
een getal dat een procentuele verandering laat zien ten opzichte van een afgesproken periode, het basisjaar
26
inflatie
de algemene stijging van prijzen
27
koopkracht
de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen