HOOFDSTUK 1

Question 1

wat is metabolische homeostase

Answer 1

het behouden van een dynamische stabiele toestand via regulatoire mechanismen die compenseren voor de veranderingen in externe omstandigheden

Question 2

katabolisme

Answer 2

= energie verkrijgen via verschillende bronnen.

• exergonisch
• oxidatie reactie
• vrijgelaten Gibbs vrije energie wordt opgeslagen/omgezet

Question 3

anabolisme

Answer 3

= investeren van energie om te werken

• endergonisch
• reductie reacties
• nodige Gibbs vrije energie wordt gevraagd en uitgegeven

Question 4

cellulaire respiratie

Answer 4

= elk metabolisch proces dat leidt tot de opname van zuurstof en waarbij koolstofdioxide vrijkomt.

• 3 fasen

Question 5

wat zijn de 3 fasen van cellulaire respiratie?

Answer 5

• fase 1 = partiële oxidatie
• fase 2 = acetylgroepen worden geoxideerd tot CO2
• fase 3 = elektrontransport

Question 6

wat vertelt de oxidatietoestand ons?

Answer 6

het vertelt ons iets over de hoeveelheid energie die vrijgelaten kan worden via oxidatie

negatieve oxidatietoestand = energie-rijk

positieve oxidatietoestand = energie-arm

Question 7

redoxreacties
(gekatalyseerd door..
(werking) (OR)

Answer 7

gekatalyseerd door oxidoreductase
elektron-donor = wordt geoxideerd
elektron-acceptor = wordt gereduceerd

Question 8

groep-transferreacties (GT)

Answer 8

gekatalyseerd door transferases
= transfer van een groep van 1 nucleofiel naar de ander

!!! groep transferreactie = vasthangen van een goede LG aan een metabolische intermediair om het intermediair te activeren voor volgende reacties

Question 9

interne herschikkings- en isomerisatiereacties (IIR)

Answer 9

gekatalyseerd door isomerases epimerases en mutases

bepaalde atomen worden binnen een molecule herschikt

Question 10

koolstof-koolstof vormende/verbrekende reacties
(CC)

Answer 10

gekatalyseerd door lyasen, synthasen, synthetasen en ligasen

vormen/breken van koolstof-koolstofbindingen

Question 11

NADH

Answer 11

= geactiveerde carrier van elektronen voor branstofoxidatie en ATP-productie
NAD = nicotinamide adenine dinucleotide
actief gedeelte = nicotinamide ring

• NAD+ = geoxideerde vorm van de elektronendrager
• NADH = gereduceerde vorm

Question 12

FADH2 en FMNH2

Answer 12

= geactiveerde carrier elektronen voor de oxidatie van brndstoffen en ATP-productie

FAD = flavin adenine dinucleotide
FMN= flavin mononucleotide
actief gedeelte = isoalloxazine ring

FAD/FMN is de geoxideerde vorm, FADH2 / FMNH2 is de gereduceerde vorm

FAD/FMN zijn strak gebonden aan bepaalde eiwitten (= flavoproteïnen)

Question 13

NADPH

Answer 13

= een geactiveerde elektrondrager voor reductieve biosynthese

NADP = nicotinamide adenine dinucleotide fosfaat
Nicotinamide ring = actieve gedeelte

De extra fosforylgroep op NADPH zorgt ervoor dat enzymen het onderscheid maken tussen high-potential elektronen voor anabolisme en katabolisme

Question 14

ATP

Answer 14

= geactiveerde carrier van fosforylgroepen

ATP = adenosine trifosfaat
katabolische pathways = + ATP
anabolische pathways = - ATP

Question 15

Acyl-CoA

Answer 15

= een geactiveerde carrier van acylgroepen

Het reactieve gedeelte van Acyl-CoA is de sulfylhydrylgroep

De hydrolyse van thioester = hoog exergonisch

Question 16

lipoaat

Answer 16

= een geactiveerde carrier van acylgroepen

De gereduceerde vorm van lipoaat kan geacyleerd/geacetyleerd worden

Question 17

thiamine

Answer 17

thiamine pyrofosfaat is een geactiveerde carrier van aldehydegroepen

De reactieve groep van TTP = thizaoliumring (= relatief zuur proton op C2)

Question 18

biotine

Answer 18

= een geactiveerde carrier van koolstofdioxide

Belangrijke co-factor van bepaalde enzymen en is vaak covalent gebonden aan een Lys-residu van het enzyme ter vorming van een biotinyllysine

Question 19

tetrahydrofolaat

Answer 19

= geactiveerde carrier van 1 koolstofketen

De reactieve groepen van THF = stikstofatomen van de 6-methylpterin en p-aminobenzoaat

Question 20

S-adenosylmethionine

Answer 20

= de verkozen geactiveerde carrier voor de methylgroeptransfer

Question 21

5’-deoxyadenosyl cobalamine

Answer 21

= zeer complexe co-factor

= essentieel voor katalyse van verschillende biochemische reacties

Question 22

UDP-glucose

Answer 22

= een geactiveerde carrier van glucose

Door het “taggen/merken” van hexosen met nucleotidylgroepen, kan de cel een onderscheid maken tussen hexosen voor anabolisme (glycogenese) en katabolisme (glycolyse)

Question 23

CDP-diacylglycerol

Answer 23

= cytidine difosfaat diacylglycerol
= een geactiveerde carrier in de biosynthese van fosfolipiden

Question 24

pyridoxaal fosfaat

Answer 24

= een geactiveerde carrier voor aminogroepen

PLP speelt een belangrijke rol in de afbraak van glycogeen

Question 25

co-factor

Answer 25

= een anorganisch ion of een co-enzym dat nodig is voor enzymactiviteit

Question 26

co-enzyme

Answer 26

= een organische co-factor die nodig is voor de werking van bepaalde enzymen

Question 27

bio-energetics

Answer 27

= de kwantitatieve studie van energie-omzettingen die gebeuren in levende cellen en de natuur en functie van chemische processen die deze omzettingen onderbouwen

Question 28

ΔG’°

Answer 28

= standaard Gibbs vrije energie verandering

Question 29

ΔG

Answer 29

= variabele = zal niet veranderen over tijd

Question 30

standaardomstandigheden

Answer 30

[reagens] = 1M, pH = 7.0, T = 298,15 K, [Mg2+] = 1mM

Question 31

dynamisch evenwicht

Answer 31

betekend dat de snelheden van voorwaartse en terugwaartse reacties hetzelfde zijn en dat er geen netto veranderingen is in de concentraties van substraten en producten in de tijd

Question 32

Keq < 1

Answer 32

ΔG’° > 0 ΔG > 0 = niet-spontane reactie = minder product wordt gevormd

Question 33

Keq > 1

Answer 33

ΔG’° < 0 ΔG < 0 = spontane reactie = meer product wordt gevormd

Question 34

Keq = 1

Answer 34

ΔG’° = 0 ΔG = 0 = evenwicht = geen extra push in een bepaalde richting

Question 35

typische biochemische reactie

Answer 35

Reductans = elektron-donor = wordt geoxideerd Oxidans = elektron-acceptor = wordt gereduceerd

Question 36

standaard reductiepotentiaal E'°

Answer 36

= stelt de affiniteit voor elektronen van de elektron-acceptor bij SO - positief = elektron-acceptor - negatief = elektron-donor

Question 37

E'° < 0 E'° > 0

Answer 37

= = kleinere neiging om elektronen te aanvaarden, grotere neiging doneren = grotere neiging om elektronen te aanvaarden, kleinere neiging doneren

Question 38

Waarom is ATP een energie-carrier in biologische systemen? (3 redenen)

Answer 38

1. elektrostatische repulsie 2. resonantiestabilisatie 3. stabilisatie door hydratatie/ionisatie

Question 39

elektrostatische repulsie

Answer 39

Bij pH = 7, draagt ATP 4 negatieve ladingen die dicht bij elkaar zitten. = elektrostatische repulsie en bindingstrek = dit gaat weg wanneer de verbinding gebroken wordt

Question 40

resonantiestabiliteit

Answer 40

De producten van ATP zijn meer gestabiliseerd door resonantie dan de reagentia ATP < ADP < AMP < PPi < Pi

Question 41

stabilisatie door hydratatie/ionisatie

Answer 41

Er kunnen meer H’tjes binden aan ADP, AMP, Ppi en Pi vergeleken met ATP Deze zorgen voor stabilisatie van de producten via hydratatie

Question 42

fosforylatie pyrofosforylatie adenylylatie

Answer 42

= transfer van fosforylgroepen = transfer van pyrofosforylgroepen = transfer van adenylylgroepen

Question 43

energielading van cellen

Answer 43

Veel reacties in het metabolisme worden gecontroleerd door de energiestatus van de cel, die gegeven wordt door de energie-lading De energielading gaat van 0 (AMP) tot 1 (ATP) energielading van de meeste cellen 0,80 - 0,95

Question 44

inloed van energielading op katabolische en anabolische routes?

Answer 44

Katabolische (ATP genererende) routes worden geremd door een hoge energielading, maar worden gestimuleerd door een lage energielading Anabole (ATP verbruikende) routes worden gestimuleerd door een hoge energielading, maar geremd door een lage energielading

Question 45

beste indicator voor de verandering van energiestatus van de cel?

Answer 45

[ AMP ] De relatieve verandering in [AMP] tov ATP consumptie is zeer hoog => zeer gevoelige indicator