hoofdstuk 1 Flashcards

(34 cards)

1
Q

Wat zijn de hoofdsystemen van de menselijke fysiologie?

A
  • Cardiovasculair stelsel
  • Respiratoire stelsel
  • Spijsverteringsstelsel
  • Excretiestelsel
  • Endocriene stelsel
  • Voortplantingsstelsel

Deze systemen werken samen om de functies van het lichaam te ondersteunen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van het hart in het cardiovasculaire stelsel?

A

Het hart functioneert als een pomp om bloed te circuleren via arteriële en veneuze systemen.

Het hart kan worden vergeleken met een centrale verwarming die water (bloed) wegstuurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is de bloedsomloop opgebouwd?

A

De bloedsomloop bestaat uit het arteriële en veneuze systeem.

Dit systeem zorgt voor het transport van zuurstofrijk en zuurstofarm bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de belangrijkste onderdelen van het hart?

A
  • 2 atria
  • 2 ventrikels
  • Atrioventriculaire kleppen
  • Aortaklep
  • Pulmonalisklep

Atria en ventrikels zijn gescheiden door septa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van de atrioventriculaire kleppen?

A

Ze openen en sluiten door drukverschillen, functioneren als eenrichtingskleppen.

Dit voorkomt terugstroming van bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen systemische en pulmonaire circulatie?

A
  • Systemische circulatie: zuurstofrijk bloed van het linker hart naar het lichaam.
  • Pulmonaire circulatie: gedeoxygeneerd bloed van het rechter hart naar de longen.

Pulmonaire circulatie is essentieel voor gasuitwisseling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn arteriolen?

A

Weerstandsvaten met veel glad spierweefsel en receptoren die bloeddruk reguleren.

Ze spelen een cruciale rol in de regeling van de bloedstroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van het hart?

A
  • Transport van bloed
  • Regulering van lichaamstemperatuur

Het hart zorgt ervoor dat bloed continu stroomt door het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de rol van de pacemakercellen?

A

Ze genereren actiepotentialen en zijn verantwoordelijk voor de autonome werking van het hart.

Deze cellen bepalen het hartritme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de verschillen tussen hartspiercellen en skeletspiercellen?

A
  • Hartspiercellen hebben een langere actiepotentiaal (300 msec).
  • Skeletspiercellen hebben geen plateaufase en kortere actiepotentiaal (3 msec).

Dit verschil beïnvloedt de contractiefunctie en de reactie op stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de fases van het actiepotentiaal in hartspiercellen?

A
  • Depolarisatie
  • Plateaufase
  • Repolarisatie

Deze fases zijn cruciaal voor de contractie en relaxatie van het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de rol van calcium in de contractie van hartspiercellen?

A

Calcium bindt op troponine C en veroorzaakt een conformational change die contractie mogelijk maakt.

Dit proces is essentieel voor de kracht en coördinatie van de hartspiercontracties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de componenten van de hartkleppen?

A
  • 2 atrioventriculaire kleppen (bicuspidalis en tricuspidalis)
  • Aortaklep
  • Pulmonalisklep

Kleppen openen door drukverschillen en zijn gemaakt van bindweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de hartcyclus?

A

Het is de druk-volume curve die diastole (vulling) en systole (ejectie) omvat.

De cyclus bestaat uit verschillende fasen van relaxatie en contractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er tijdens de systole?

A

Het hart ejecteert bloed wanneer de druk in de ventrikels hoger is dan in de aorta.

Dit is het moment van krachtige contractie van de hartspier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de symptomen van epicarditis?

A

Ontsteking van het epicard kan leiden tot vochtontwikkeling en hartfalen.

Dit beïnvloedt de contractiefunctie van het hart.

17
Q

Wat is het ventriculair eind diastolisch volume (VEDV)?

A

De hoeveelheid bloed in de ventrikels aan het einde van de diastole.

VEDV is cruciaal voor de hartfunctie en beïnvloedt het slagvolume.

18
Q

Wat gebeurt er tijdens de isovolumetrische contractie van de ventrikels?

A

De druk in de ventrikels (Pventr) neemt toe zonder dat er volumewijziging plaatsvindt.

Dit is een fase waarin de aortaklep nog niet open is.

19
Q

Wat is het hartdebiet (cardiac output)?

A

Het volume bloed dat per minuut door het hart wordt gepompt, uitgedrukt in L/min.

Hartdebiet = Slagvolume x Hartfrequentie.

20
Q

Wat is de formule voor het slagvolume (SV)?

A

SV = VEDV - VESV.

Waarbij VESV het ventriculair eind systolisch volume is.

21
Q

Wat beïnvloedt de VEDV?

A

De VEDV wordt beïnvloed door:
* Ventriculaire compliantie
* Totaal bloedvolume
* Veneuze capaciteit

Een hogere compliantie resulteert in een grotere VEDV.

22
Q

Wat is preload?

A

De mate van veneuze terugvloei naar het hart.

Preload beïnvloedt het eind diastolisch volume en het slagvolume.

23
Q

Wat is het effect van noradrenaline op de preload?

A

Noradrenaline verhoogt de preload door vasoconstrictie, wat de veneuze capaciteit vermindert.

Dit leidt tot een grotere terugvloei van bloed naar het hart.

24
Q

Wat zijn de twee harttonen en wat veroorzaken ze?

A

De harttonen zijn:
* LUB: sluiten van AV-kleppen
* DUB: sluiten van aorta- en pulmonalisklep

Deze tonen zijn te horen tijdens de hartcyclus.

25
Wat is het ECG?
Een registratie van de elektrische activiteit van het hart. ## Footnote Het ECG toont de depolarisatie en repolarisatie van de atria en ventrikels.
26
Wat is de functie van de sinusknoop?
Het genereert actiepotentialen die de hartslag reguleren. ## Footnote Dit is de primaire pacemaker van het hart.
27
Wat is het Frank-Starling mechanisme?
Het principe dat de kracht van de hartcontractie toeneemt met de hoeveelheid bloed die het hart binnenkomt. ## Footnote Dit mechanisme is afhankelijk van de overlap van myofilamenten in de sarcomeren.
28
Wat is dromotropie?
De geleidbaarheid van het geleidend weefsel van de hartspiercellen. ## Footnote Een verminderde dromotropie kan leiden tot een slechte geleiding in het hart.
29
Wat is chronotropie?
De frequentie van de hartslag. ## Footnote Dit wordt beïnvloed door de autonome zenuwstelselactiviteit.
30
Wat is een extrasystole?
Een prematuur hartslag die voortkomt uit de ventrikels. ## Footnote Dit kan worden geïnduceerd door stress en hormonale veranderingen.
31
Wat meet de hartslagvariabiliteit (HRV)?
De afstand tussen de R-toppen op het ECG. ## Footnote Een hogere HRV wijst op een betere autonome balans.
32
Wat zijn de gevolgen van een verlengde S-T segment op het ECG?
Het kan wijzen op een verminderde compliantie van het hart en een verhoogd cardiovasculair risico. ## Footnote Dit kan ook duiden op een probleem met de repolarisatie van het hart.
33
Wat is de invloed van calcium op de contractiekracht van het hart?
Calcium speelt een cruciale rol in de contractiekracht door te binden op troponine C. ## Footnote Een tekort aan calcium kan leiden tot verminderde contractiekracht.
34
Wat zijn de drie fases van actieve spanning in de sarcomeren?
De fases zijn: * A1: ondervulling * A2: meer bindingen met myosine * A3: optimale vulling ## Footnote A4: overvulling leidt tot een afname van kracht.