Hoofdstuk 1 ( Anatomie en fysiologie ) Flashcards

(79 cards)

1
Q

Objectief waarneembare of meetbare fysieke indicatie voor een ziekte.

A

Aanwijzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Buik.

A

Abdomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De studie van de bouw van het lichaam.

A

Anatomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een anatomische referentiepositie, het lichaam gezien van voren, waarbij de handpalmen naar voren wijzen.

A

Anatomische positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een röntgenfoto van de bloedvaten.

A

Angiogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De onderarm.

A

Antebrachium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De oksel.

A

Axilla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderste gedeelte van de buikholte; bevat de vesica urinaria, het colon sigmoideum, het rectum en de mannelijke/vrouwelijke voortplantingsorganen.

A

Bekkenholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behorend tot de arm.

A

Brachiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Van de wangen.

A

Buccaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedeelte van de ventrale lichaamsholte die de buik -en de bekkenorganen bevat.

A

Buik -en bekkenholt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kop, hoofd.

A

Caput

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het hart.

A

Cardium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De pols.

A

Carpus/carpaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het dichtst bij de staart ( coccyx ) of in de richting ervan.

A

Caudaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hals.

A

Cervix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De grote spierplaat die de borstholte van de buikholte scheidt; ook wel middenrif genoemd.

A

Diafragma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De vingers/ tenen.

A

Digiti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Weg van het aanhechtingspunt of de origo; voor een arm of been: weg van de aanhechting aan de romp.

A

Distaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In de richting van de rug.

A

Dorsaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De rug.

A

Dorsum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Een perifere klier, spiercel of vetweefsel die (dat) door een motorische neuron wordt geïnnerveerd.

A

Effector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Een bot van de vingers of tenen.

A

Falanx/falanges

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Een snijvlak waarmee het lichaam in ventraal en dorsaal gedeelte wordt verdeeld; ook wel een coronaal vlak genoemd.

A

Frontaal vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Letterlijk: het bestuderen van de functie; bestudeert de manier waarop levende organismen levensverrichtingen uitvoeren.
Fysiologie
26
De billen.
Gluteus
27
Het behoud van een relatief constant inwendig milieu.
Homeostase
28
Invasie en kolonisatie van lichaamsweefsels door ziekteverwekkers.
Infectie
29
Behorend aan de zijkant.
Lateraal
30
Het bestuderen van de bouw van het menselijk lichaam zonder de hulp van een microscoop.
Macroscopisch
31
De borst.
Mamma
32
In de richting van de middenlijn van het lichaam.
Mediaal
33
De kin.
Mentum
34
Een vlak door de middenlijn van het lichaam van de voorkant naar de achterkant, waardoor het lichaam in een linker- en een rechterhelft wordt verdeeld. Gaat niet door de benen.
Midsagittale doorsnede
35
De neus.
Nasus
36
Correctiemechanisme dat een variatie buiten de normale grenzen tegengaat of omkeert en de homeostase herstelt.
Negatieve terugkoppeling
37
Met betrekking tot het oog.
Oculair
38
Combinaties van weefsels die complexe functies uitvoeren.
Organen
39
De handpalm.
Palm
40
Heeft betrekking tot de lichaamswand of de buitenste laag.
Pariëtaal
41
Het bekken.
Pelvis
42
De voet.
Pes
43
Gedeelte van de borstholte die de longen bevatten.
Pleurale holten
44
De knieholte.
Popliteus
45
Mechanisme waardoor een afwijking buiten de normale grenzen na een aanvankelijke prikkel wordt versterkt.
Positieve terugkoppeling
46
Een verandering in de omgeving die leidt tot een aanpassing van de celactiviteit, vaak gebruikt voor gebeurtenissen waardoor de membraanpotentialen van exciteerbare cellen worden gewijzigd.
Prikkel
47
In de richting van de aangehechte basis van een orgaan of structuur.
Proximaal
48
Het gebied van de thorax, het abdomen en de pelvis.
Romp
49
Vlak van doorsnede dat het lichaam in een linker- en een rechterhelft verdeelt.
Sagittaal vlak
50
Richtingsaanduiding; bovenste.
Superior
51
Klinische term voor een afwijking van het functioneren als het gevolg van een ziekte.
Symptoom
52
De borstholte.
Thorax
53
Doorsnijden of afsnijden in het transversale vlak.
Transectie
54
De navel.
Umbilicus
55
Behorend bij het voorste oppervlak; op of nabij de voorzijde van het lichaam.
Ventraal
56
De organen in de ventrale lichaamsholte.
Viscera
57
Behorend bij de viscera of hun buitenste deklagen.
Visceraal
58
Toestand van het lichaam veroorzaakt door disfunctioneren van orgaanstelsel.
Ziekte
59
Het specialiseren van cellen.
Differentiatie
60
Tussen welke getallen moet de temperatuur liggen voor een normale lichaamstemperatuur?
36,7 tot 37,2
61
Bovenbeen/dijbeen.
Femur
62
Oor.
Auris
63
Oog.
Oculus
64
Mond.
Os
65
Voorarm.
Antebrachium
66
Pols.
Carpus
67
Duim.
Pollux
68
Handpalm.
Palma
69
Knieschijf.
Patella
70
Enkel.
Tarsus
71
Tenen.
Phalanges
72
Voet.
Pes
73
Grote teen.
Hallux
74
Schouderkop.
Acromion
75
Uitsteeksel van elleboog.
Olecranon
76
Lendenen.
Lumbus
77
Knieholte.
Popliteus
78
Hielbeen.
Calcaneus
79
Voetzool.
Planta