Hoofdstuk 1: Inleiding en anatomie Flashcards
Dit is wat algemene info over vogels (31 cards)
Passeriformes
= zangvogels
Bv. kanarie
Psittachiformes
= papegaaien en kaketoe’s
Galliformes
= hoenderachtigen
Bv. kippen en ganzen
Columbriformes
= duiven
Poederdonsveren
= kleine veertjes die zorgen voor isolatie. De baardjes zijn heel broos en vallen uiteen in poeder, dat de vogels dan gebruiken om hun veren te verzorgen en waterdicht te maken.
* Dit zorgt voor een witte poederlaag op hun snavel en is een teken van goede gezondheid.
Waarom kan je best geen veren uittrekken?
- Het is pijnlijk
- Het veroorzaakt hitte verlies
- Het kan ernstige bloedingen veroorzaken bij het uittrekken van grooeiende pennen
Rui
= het vervangen van de veren
* Continu: grasparkieten en kaketoes
* Seizoensgebonden: kanaries en hoenderen –> zwak moment
Broedpatch
- De veren t.h.v. de buik vallen uit
- De huid wordt hier wat dikker
- Plaats wordt hyperemisch voor warmte
Dubbelgroei
= wanneer er een rustperiode (door bv. ziekte) in de veergroei ontstaat en deze weer wordt hernomen hierna
Bloedpennen
= Dit komt voor wanneer de artie/vene aanwezig blijft in de spoel na de veergroei. Dit kan veroorzaakt worden door trauma van het uitrekken van veren.
Het uitrekken van deze veren veroorzaakt dan ook sterke bloedingen
Pododermatitis
= bumblepoot
* Vooral bij grasparkiet, grijze roodstaart en kip
* Veroorzaakt door Staphylococcen
Knemidocoptes
Schurftmijt - pootschurft - kalkpoot
Wat is typisch aan het skelet
Kalkrijk en vetarm
Rhinotheca
= hoornlaag van de bovensnavel
Gnatotheca
= hoornlaag van de ondersnavel
Waarop gaat men letten bij de snavel op KOZ?
- Symmetrie
- Hartheid
- Egaal
- Gaaf
- Lengte
- Poederdons
KOZ mond- en keelholte
- Mucosae
- Beleg
- Zwelling
- Verwonding
- Vreemd voorwerp
Waar licht de slokdarm t.o.v. de trachea?
Rechts
Welke vogels hebben geen krop?
Watervogels en kanaries
KOZ krab of slokdarm
- Regurgitatie (krop) of braken (proventriculus): natte kopveren
- Inspectie (verkleuring)
- Palpatie (vulling, massa)
- Kropstaal
Cuticula laag
= een gele, glycoproteïnerijke koiline laag ter bescherming afgescheiden door de spiermaag (verntriculus)
Divertikel van Meckel
= restant van de aanhechting van de dooierzak t.h.v. de jejunum-ileum overgang
Caeca
- Aanwezig en functioneel bij cellulose verteerders (Galliformes, anseriformes, struisvogels)
- Rudimentair/ afwezig bij fruit-, graan-, zaad- en insecteneters (Columbriformes, Psittaciformes en Passeriformesz)
Caecale tonsillen
= lymfoïd weefsel aanwezig bij alle vogels, ongeacht hun caecale ontwikkeling, dat zorgt voor de immuniteit van de darm